Schrijfstijl les 3 o.b.v. module Schrijfstijl van Jeroen Steenbakkers

Schrijfstijl les 3
Een afwisselende tekst


Pak je schrift en bestand Schrijfstijl er vast bij.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijfstijl les 3
Een afwisselende tekst


Pak je schrift en bestand Schrijfstijl er vast bij.

Slide 1 - Tekstslide

Je krijgt samenhang in teksten door signaalwoorden te gebruiken. Deze signaalwoorden geven een verband aan tussen de zinnen, bv. een tegenstelling met het woordje maar.
Hoe kun je zorgen voor samenhang in teksten?

Slide 2 - Woordweb

Je kunt een tekst aantrekkelijker maken door te variëren in woordgebruik. Denk hierbij aan verschillende verwijswoorden, synoniemen en omschrijvingen.
Hoe kun je een tekst aantrekkelijk maken?

Slide 3 - Woordweb

Feedback tekst Fietsersbond
Bekijk eens hoeveel verwijswoorden, signaalwoorden, omschrijvingen en synoniemen gegeven worden.
Geef hier feedback op.

Wat gaat al goed en waarin zou je klasgenoot nog kunnen verbeteren?

Slide 4 - Tekstslide

Doel van deze les
Je gaat kijken naar het effect van lange zinnen, korte zinnen en zinsvariatie (stijlstrategie 4).

Je leert hoe je bewust kunt variëren met zinsstructuren (stijlstrategie 5).

Slide 5 - Tekstslide

Introductie-opdracht
In de krant NRC Handelsblad verschijnt elke dag een ikje: een korte tekst waarin een lezer een grappige of opvallende gebeurtenis beschrijft die hem of haar is overkomen.
Je gaat zo twee variaties lezen op hetzelfde ikje.

De inhoud is hetzelfde, maar de stijl is anders.

Slide 6 - Tekstslide

Tekst 14
Ik sta in een viswinkel in de IJmuider vishaven. Ik eet kibbeling. Een gezin met kind komt binnen. Het jongetje kijkt in een bak met levende krabben. Hij vindt het eng. Het jongetje is stoer. Hij blijft kijken. De moeder bestelt vis. Een krab klimt het uit het krat. Hij valt op de grond. De verkoper gooit het dier terug in de bak. Moeder vraagt wat krab kost. Ze koopt de uitgebroken krab. Ze vraagt een bakje. Moeder verdwijnt met zoon en krab in het bakje naar buiten. Ze komt even later terug met het lege bakje. De zoon is heel trots. ‘Die krab had zijn best gedaan om te ontsnappen,’ zegt de moeder. ‘Ik gunde die krab dus zijn vrijheid.’

Slide 7 - Tekstslide

Tekst 15
Terwijl ik in een viswinkel in de IJmuider vishaven sta en kibbeling eet komt een gezin met kind binnen. Het jongetje dat het eng vindt, kijkt toch in een bak met levende krabben en omdat hij stoer is, blijft hij kijken. De krab, die het gelukt is tijdens de bestelling uit het krat te klimmen en op de grond valt, wordt door de verkoper teruggegooid in de bak. Nadat moeder gevraagd heeft wat de krab kost, koopt ze de uitgebroken krab waarbij ze ook vraagt om een bakje. Eerst verdwijnt moeder met zoon en krab in het bakje naar buiten en vervolgens komt ze even later terug met het lege bakje terwijl haar zoon, die heel trots is, naast haar loopt. De moeder zegt dan dat de krab zo zijn best had gedaan om te ontsnappen dat zij die krab zijn vrijheid gunde.

Slide 8 - Tekstslide

Welke tekst vind jij het prettigst om te lezen?
tekst 14
tekst 15

Slide 9 - Poll

Analyseren schrijfstijl
We starten met de zinslengte.

Hoeveel woorden telt de kortste zin van tekst 14?
Hoeveel woorden telt de langste zin van tekst 14?


3
12

Slide 10 - Tekstslide

Tekst 14 heeft alleen korte enkelvoudige zinnen. Welke effecten geeft dit (beschrijf er twee of drie)

Slide 11 - Open vraag

Leuk feitje
Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat voor volwassen lezers de ideale gemiddelde zinslengte ongeveer 15 woorden is. 

Slide 12 - Tekstslide

Nog een interessant weetje
Uitgevers van schoolboeken doen hun best op teksten op te leuken met vrolijke plaatjes en spannende verhalen. Leerlingen zitten hier echter helemaal niet op te wachten.

Met name boeken voor het vmbo bevatten veel korte teksten, bestaande uit korte zinnen. Het idee hierachter is dat deze teksten minder belastend zouden zijn voor het werkend geheugen. Er zijn zelfs methoden die elke zin laten beginnen op een nieuwe regel.

Slide 13 - Tekstslide

Onderzoek van taalkundigen wijst uit dat dit niet verstandig is.

Signaalwoorden (verbindingswoorden) zijn van groot belang voor een snelle verwerking (leessnelheid en tekstbegrip).
Als je de zinnen korter maakt, verdwijnen deze woorden.

Verder blijken veel 'leuke plaatjes' af te leiden.

Slide 14 - Tekstslide

Blok theorie


Pak je schrift en maak aantekeningen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Bedenk een samengestelde zin die bestaat uit twee hoofdzinnen.

Slide 17 - Open vraag

Bedenk een samengestelde zin die bestaat uit hoofd- en bijzin.

Slide 18 - Open vraag

enkelvoudig of samengesteld
Enkelvoudige zin:
een persoonsvorm en een onderwerp

Samengestelde zin:
twee of meer deelzinnen met dus ook meerderde persoonsvormen en onderwerpen.

Slide 19 - Tekstslide

Effect enkelvoudige zin
Door deze structuur krijgt de laatste zin extra nadruk.

Ook in zin 2 zie je een enkelvoudige zin. De zin staat tussen twee samengestelde zinnen. Dit zorgt voor afwisseling.
Ook krijgt de mededeling meer kracht.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld
Op dat moment zakte de moed mij in de schoenen.

De moed zakte mij in de schoenen tijdens het gesprek waarin de mentor mij dit vertelde.

Slide 21 - Tekstslide

Effect samengestelde zinnen
Nevenschikking: 
Twee hoofdzinnen worden aan elkaar geplakt. Beide mededelingen zijn gelijkwaardig; ze zijn dus even belangrijk.

Nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want of of. Een komma kan ook.


Slide 22 - Tekstslide

Voordelen nevenschikking
1. Je kunt op een vlottere manier schrijven:

Mijn motivatie verdwijn en dus deed ik de rest van het jaar niet veel meer aan school.

2. Je kunt zinsdelen samentrekken (weglaten) . Je stijl wordt dan levendiger en sneller.

Rosanne koopt een blauwe blouse. Rosanne trekt de blauwe blouse meteen aan.
Rosanne koopt een blauwe blouse en trekt hem meteen aan.

Slide 23 - Tekstslide

Pas op
Met nevenschikkende voegwoorden plak je gemakkelijk zinnen aan elkaar, maar als je dat te vaak doet wordt je schrijfstijl kinderachtig.

Rosanne koopt een blauwe blouse en betaalt hem van haar verdiende geld en ze trekt hem meteen aan want ze is heel nieuwsgierig naar de mening van haar vriendinnen.

Slide 24 - Tekstslide

Onderschikkend verband
Een hoofdzin en een bijzin worden aan elkaar geplakt. De bijzin kan niet zonder de hoofdzin, omdat ze een functie heeft in de hoofdzin.

Nadat Rosannes loon binnenkwam (bijzin), kocht ze meteen een blauwe blouse (hoofdzin).

Door welk woord kun je de hele bijzin vervangen?

Slide 25 - Tekstslide

Pas op 
Veel leerlingen rijgen alle zinnen aan elkaar. Vaak lopen de zinnen dan niet meer goed.
Gouden tips:
  • Maak zinnen niet te lang (max twee acties in de zin).
  • Wissel je ondergeschikte zinnen af met nevenschikkende en onderschikkende zinnen.
  • Wissel enkelvoudige zinnen af met samengestelde zinnen.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf alle signaalwoorden en voegwoorden op.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Hoeveel samengestelde zinnen zie je?

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht
Uit hoeveel deelzinnen bestaat zin 4?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht
Je ziet zes enkelvoudige zinnen. Maak van deze zinnen (of van zoveel mogelijk zinnen) één samengestelde zin met nevenschikkende en onderschikkende verbanden.

Let op: je zin moet duidelijk en correct zijn!
Voeg voegwoorden en/ of leestekens toe.
Je kunt natuurlijk ook verwijswoorden gebruiken door bepaalde stukken van de zin te vervangen.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Eindopdracht 3 
Kies uit A of B (zie Kwizl)

Kies je voor B, dan daag je jezelf het meeste uit.

Slide 33 - Tekstslide