Les 7 - Samengestelde zinnen

Werkwoordspelling: 2 havo
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling: 2 havo

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

't x-kofschip
  • Je gebruikt 't x-kofschip ALLEEN bij de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

  • Je gebruikt het dus NIET bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Daar krijg je ik-vorm + t bij jij en hij/zij/het

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Leerde je hoe je:

  • een infinitief herkent
  • de gebiedende wijs schrijft
  • Engelse werkwoorden schrijft

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
Leer je hoe je een:

  • enkelvoudige zin herkent
  • samengestelde zin herkent

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Zinnen kunnen een of meer persoonsvormen hebben.
  • Een zin met één persoonsvorm = enkelvoudige zin.
  • Een zin met meer persoonsvormen = samengestelde zin.
  • Samengestelde zinnen bestaan uit verschillende zinnen die meestal verbonden zijn door voegwoorden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige zinnen
  • Een zin met één persoonsvorm en één onderwerp

  • Ik ga naar huis
  • Ik moet huiswerk maken

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen
  • Een zin met meer persoonsvormen en onderwerpen
  • Vaak staat er tussen de verschillende zinnen een komma of een voegwoord

  • Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken
  • Dat jij te laat zou zijn, had ik wel verwacht

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voegwoorden bij samengestelde zinnen
  • Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. 
  • Je hebt nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkende voegwoorden
  • Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee hoofdzinnen met elkaar: en, maar, want en of
  • Rosanne koopt een blauwe blouse [hoofdzin] en trekt hem meteen aan [hoofdzin].

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende voegwoorden
  • Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin: dat, doordat, omdat, zodat, aangezien, daarom, hoewel, tenzij, terwijl, etc. Of kan ook. onderschikkend zijn.
  • Rosanne koopt een dure blouse [hoofdzin], omdat ze veel geld heeft verdiend [bijzin].

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je een hoofdzin en bijzin?
  • In een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp altijd naast elkaar.
  • In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp meestal niet naast elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen: hoeveel PV's in de zin?
  • Lotte gaat naar school.
  • Ik houd niet van spruitjes, omdat ze zo bitter zijn.
  • Ik vind rode appels heel erg lekker.
  • Konijnen zijn mijn lievelingsdieren.
  • Gisteren moest ik door de regen van school naar huis fietsen.
  • Ik hoop dat je komt.
  • Als we volgende week gaan zwemmen, neem ik mijn duikbril mee.
  • Morgen ga ik tomaten en bloemen kopen op de markt in Hilversum.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klascode LessonUp
WTXQZ

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er was eens een prinses, die al verschillende kikkers had gekust.
A
samengesteld
B
enkelvoudig

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kikkers waren zich wezenloos geschrokken.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Theo vindt tennis leuk terwijl Margriet liever leest.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Margriet leest een boek.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Margriet wil hem helpen en heeft daarom een boek over tennis gekocht
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samen zullen ze er wel uitkomen, lijkt mij
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Theo heeft al sinds zijn vroege jeugd moeite met lezen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 22 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
Petra wil graag met haar moeder tennissen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 24 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 25 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a en b zijn beide BZ
C
a is HZ, b is BZ
D
a is BZ, b is HZ

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe je een enkelvoudige en samengestelde zin herkent
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies