- Geeft aan dat verschillende zaken die na elkaar genoemd
worden, bij elkaar horen.
- Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen,
ook, daarnaast, en, verder, ten slotte, ... Ook te herkennen aan
een dubbele punt (:), liggende streepjes (-) en dots (*).
>> Sylvia kocht drie dingen: een broek, een shirt en een sjaal.