Grammatica-H.2-samentrekking-havo3

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?




Na deze les kunnen jullie verschillende soorten samentrekkingen herkennen en gebruiken






1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?




Na deze les kunnen jullie verschillende soorten samentrekkingen herkennen en gebruiken






Slide 1 - Tekstslide

Een samengestelde zin is een zin met 2 of meer persoonsvormen.

Vaak staat tussen de 2 delen een komma of een voegwoord (allebei kan ook), maar dat hoeft niet. 

Een samengestelde zin heeft dus ook twee gezegdes. Een gezegde bevat namelijk alleen de werkwoorden die bij elkaar horen.

Slide 2 - Tekstslide

Als in een samengestelde zin dezelfde (delen van) woorden of zinsdelen twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal een van beide keren weglaten

Dat heet samentrekking. Door identieke (delen van) woorden of zinsdelen weg te laten, kun je korter formuleren.

Er bestaat voorwaartse en achterwaartse samentrekking:

Slide 3 - Tekstslide

voorwaartse samentrekking: het gezamenlijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking en verderop weggelaten: een antieke lamp en een moderne (-);

achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten: binnen- en buitenland.

Slide 4 - Tekstslide

Samentrekkingen komen voor op drie niveaus (in de voorbeelden is het weggelaten deel onderstreept):

woordniveau – op de plaats van het samengetrokken woorddeel wordt een streepje geschreven: keukenstoel en -tafel; zon- en feestdagen;

Slide 5 - Tekstslide

woordgroepsniveau – binnen een woordgroep worden een of meer hele woorden weggelaten: 
dure ringen en (-) armbanden; 
hoge (-) en lage bergen;

zinsniveau – een of meer zinsdelen (ow, lv, mv, bwb enz.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten:
– Iris volleybalt op zaterdag en Peter (-) op zondag.
– Je wilt (-) en krijgt een leuk cadeautje.

Slide 6 - Tekstslide

Nu even in het kort, later verder in Formuleren, Foutieve samentrekking  H.2

Wanneer samentrekking wringt:
Als de vorm niet klopt

*Gisteren heeft hij gewonnen en morgen zal hij weer.
De vorm die je zou willen invullen is 'winnen'  en niet 'gewonnen'.

Slide 7 - Tekstslide

Als de betekenis niet klopt


*Ik liet mijn hond uit en mijn oma binnen.
Uitlaten en binnenlaten zijn twee verschillende betekenissen.

Slide 8 - Tekstslide

Als de functie niet klopt

*Hij is ziek en toch gaan werken.


'is' = in deel 1 koppelwerkwoord van een naamwoordelijk gezegde (is ziek) en zou in deel 2 hulpwerkwoord in een werkwoordelijk gezegde zijn (is gaan werken).

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Lees  nu zelf de theorie op blz. 62

Wat kun je mij vertellen?




Slide 14 - Tekstslide

Maken: 
startopdr. + 
opdr.1 t/m 5
blz. 62-63 


Snel klaar?  Je leest verder in je boek

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Herhaling samentrekking:
Handig, twee zinnen inkorten tot één! Dat gaat nog weleens fout.

Een samentrekking is het samenvoegen van twee zinsdelen, woorden of delen van woorden. Dit wordt gedaan om de zin in te korten. 
Er zijn een aantal dingen die vaak verkeerd gaan bij samentrekkingen. Dan is er sprake van een foutieve samentrekking.



Slide 19 - Tekstslide

De eerste fout die veel voorkomt is dat de woorden in de samentrekking niet dezelfde betekenis hebben. 

Een voorbeeld hiervan is ‘Ik gaf Ahmed de telefoon en Mohammed een pak slaag’. 
In deze zin wordt het woord ‘geven’ op twee verschillende manieren gebruikt.

 Een juist voorbeeld zou zijn: ‘Ik gaf Ahmed de telefoon en Mohammed het boek’.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide