Onderste extremiteiten

Onderste extremiteiten
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Onderste extremiteiten

Slide 1 - Tekstslide

'Proximaal' betekent
A
Dichter naar het lichaam toe
B
Verder van het lichaam af

Slide 2 - Quizvraag

Insertie betekent
A
Beginpunt van de spier, het proximale aanhechtingspunt aan het bot.
B
Eindpunt van de spier, het distale aanhechtingspunt aan het bot.

Slide 3 - Quizvraag

Mediaal is van het lichaam af
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van proximaal?
A
Centraal
B
Distaal
C
Dorsaal
D
Mediaal

Slide 5 - Quizvraag

Welke spier is dit?
A
kleermakerspier
B
hamstrings

Slide 6 - Quizvraag

grote bilspier
4 koppige dijbeenspier
binnenbeenspieren
kuitspieren
scheenspier
bovenbeenspieren a.d achterzijde
m. gluteus maximus
m triceps surae
hamstrings
m tibealis anterior
m. quadriceps femoris
adductoren

Slide 7 - Sleepvraag

er is spiercontractie bij de m. tibialis anterior (voorste scheenbeenspier)...
A
als je op je hakken loopt
B
als je op je tenen loopt

Slide 8 - Quizvraag

Welke spier wordt aangegeven met #2
A
M. Tensor Fascia Latae
B
M. Gastrocnemius
C
M. Sartorius (kleermakersspier)
D
M. Gluteus Maximus

Slide 9 - Quizvraag

Welke spier wordt hier met #5 aangegeven?
A
M. Quadriceps femoris
B
M. Gastrocnemius
C
M. Soleus
D
M. Semimembranosis

Slide 10 - Quizvraag