Gesprekken voeren Thema 3 Toekomst 2F

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 6      Gesprekken voeren
Lesdoel
Je kunt je mening met goed onderbouwde argumenten geven 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede argumenten geven
Op school of  werk wordt soms je mening over een onderwerp gevraagd. 
                                                                       =vertellen wat je van iets vindt.


Als je je mening geeft, moet je die onderbouwen met  argumenten. 
                                                                                             
=uitleggen waarom je iets vindt

                                                                                                ("verdedigen" van je mening)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede argumenten geven
  • Als je je mening geeft, begin je je zin  vaak met ‘ik vind’
               
  • Als je argumenten geeft, begin je je zin vaak  met  "omdat, want"
                            
  Feitelijke argumenten:   kun je controleren (waar/niet waar)        
  Niet -feitelijke argumenten:  kun je niet controleren  (mening)
 

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn objectieve en subjectieve argumenten. Objectieve argumenten zijn gebaseerd op controleerbare feiten. Subjectieve argumenten zijn bijvoorbeeld gebaseerd op een mening, gevoel, ervaring of vermoedens. Je kunt argumenten ontkrachten door te laten zien dat ze zwak of onjuist zijn.
Goede argumenten geven
Goede argumenten :  bevatten feiten

Minder goede argumenten :  argumenten  waarin je je mening
                                                             herhaalt, maar dan in andere
                                                             woorden

                                                            Je onderbouwt je mening dus niet !

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een mening geven in een gesprek
  • Als je een mening geeft, doe dit op een rustige toon , niet boos of geïrriteerd. Dan is de kans groter dat je gesprekpartner naar je luistert en begrip heeft voor jouw mening en argumenten.

  • Je gesprekspartner kan het met jou oneens zijn en zijn eigen mening en argumenten geven. Dan moet je actief luisteren naar je gesprekspartner luisteren en je houden aan de gespreksregels.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat: Maak opdracht  1 t/m 3 in studiemeter.
Hoe: In duo's 
Hulp: Van de docent
Tijd: 20 min
Daarna: klassikaal bespreken



timer
20:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Schooluniformen moeten verplicht worden op roc's in Nederland.'
A
Ik ben het eens met de stelling.
B
Ik ben het oneens met de stelling
C
n.v.t.
D
n.v.t.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de vorige vraag was je het eens. Bedenk een argument waarom je het eens of oneens bent.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 1: 'Voetbalclubs moeten de politie-inzet bij voetbalwedstrijden betalen.'
A
Ik ben het eens met de stelling.
B
Ik ben het oneens met de stelling.
C
n.v.t.
D
n.v.t.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul nu een argument in waarom je het eens of oneens bent.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 2: 'De verkoop van vuurwerk moet niet verboden zijn.'
A
Ik ben het eens met de stelling.
B
Ik ben het oneens met de stelling.
C
n.v.t.
D
n.v.t.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul nu een argument in waarom je het eens of oneens bent.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

'Plezier in je werk is belangrijker dan een hoog salaris.'
A
In ben het eens met de stelling.
B
Ik ben het oneens met de stelling.
C
n.v.t.
D
n.v.t.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 3: 'Na je opleiding aan het werk gaan is beter dan doorleren.'
A
Ik ben het eens met de stelling.
B
Ik ben het oneens met de stelling.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul nu hieronder een argument in waarom je het eens of oneens bent:

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel bereikt?
Je kunt je mening met goed onderbouwde argumenten geven 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen werkwoordspelling  : tegenwoordige tijd
Schema 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
  • Opdracht 4     
  • Werkblad werkwoordspelling  

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies