Les over der die das IL3

Wilkommen bei Deutsch
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wilkommen bei Deutsch

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programm
Lernziele
Der, die, das? 
  • Erklärung
  • Üben
Aufgaben
  • aus dem Arbeitsbuch

Slide 3 - Tekstslide

Lernziele/Lernfrage
  • Ich benutze der, die, das und die.
  • Ich kenne einige Wörter und Sätze die ich im Kaufhaus benutzen kan

Slide 4 - Tekstslide

  • De man
  • mannelijk
  • der 
  • man = Mann
  • der Mann

Slide 5 - Tekstslide

  • De vrouw
  • vrouwelijk
  • die 
  • vrouw = Frau
  • die Frau

Slide 6 - Tekstslide

  • het kind
  • onzijdig
  • das
  • kind= Kind
  • das Kind

Slide 7 - Tekstslide

  • de kinderen
  • meervoud
  • die
  • kinderen= Kinder
  • die Kinder

Slide 8 - Tekstslide

  • de arts
  • mannelijk
  • der
  • arts= Arzt
  • der Arzt

Slide 9 - Tekstslide

  • de arts (v)
  • vrouwelijk
  • die
  • arts= Ärztin
  • die Ärztin

Slide 10 - Tekstslide

der      /   die     /   das     /     die
... Mann
... Vater
... Stier
... Lehrer
.... Polizist
... Frau
... Mutter
... Kuh
... Lehrerin
.... Polizistin
... Kind
... Mädchen
... Herz
... Baby
.... Handy
... Kinder
... Mädchen
... Herzen
... Männer
.... Handys

Slide 11 - Tekstslide

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das

Het is handig om bij de uitleg aantekeningen te maken!

Slide 12 - Tekstslide

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 
mannelijk: der 
vrouwelijk: die 
onzijdig: das

Slide 13 - Tekstslide

mannelijk = der
dieren van het mannelijke geslacht 
  • bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 

de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 
  • bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden

Slide 14 - Tekstslide

vrouwelijk = die
dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 
  • bijv. die Kuh = de koe, die Lehrerin = de lerares

woorden, die eindigen op: 
  • -schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 

De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die


Slide 15 - Tekstslide

onzijdig = das
hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 
  • bijv. das Hoffen, das Denken, das Essen, das Lesen

woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 
  • bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 

De meeste woorden waar je "het" voor staat, zijn in het Duits das

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Quiz
gebruik de uitleg uit je boek om de vragen te maken

Slide 18 - Tekstslide

der, die oder das?

Oma
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

der, die oder das?

Hengst
A
die
B
der
C
das

Slide 20 - Quizvraag

der, die oder das?

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

der, die oder das?

Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

der, die oder das?

Lampe
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quizvraag

Der, die oder das?

Norden
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quizvraag

der, die oder das?

Montag
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quizvraag

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quizvraag

der, die oder das?

Heizung
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quizvraag

der, die oder das?

Brötchen(ev.)
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quizvraag

der, die oder das?

Mädchen (ev)
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quizvraag

der, die oder das?

Katze
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Aufgaben Kapitel 2

Lektion 1 ab Seite 55: Aufgabe 7, 8, 9, 10, 11

Digitaal:
  • Magister-> leermiddelen-> Na Klar!-> Kapitel 2.1

Slide 31 - Tekstslide

Was trägst du?
die Hose
die Jacke
der Pullover
das Kleid
das Hemd

die Schuhe

ist
rot
rosa(rot)
blau
schwarz
weiß
grün
lila
grau
sind

Slide 32 - Tekstslide

Aufgaben
Kapitel 2
Lektion 1 ab Seite 60
Aufgabe: 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 10

Slide 33 - Tekstslide