BS2-3 geslachtschromosomen en genenparen
1 / 15
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zie je in de afbeelding het fenotype of het genotype van de baby?
A
Fenotype
B
Genotype
Slide 2 - Quizvraag
6.2.Noem één voorbeeld van een eigenschap die bij het fenotype van de baby hoort.
Slide 3 - Open vraag
7.1. Zijn alle eigenschappen van een organisme erfelijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quizvraag
7.2.Een jongen gaat in de zomervakantie bij een tuincentrum werken. Hij krijgt eelt op zijn handen.
Verandert het fenotype van deze jongen als er eelt op zijn handen komt?
Verandert het fenotype van deze jongen als er eelt op zijn handen komt?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
7.3.Verandert het genotype van deze jongen als er eelt op zijn handen komt?
A
Ja
B
Nee
Slide 6 - Quizvraag
7.4.De jongen blijft zijn verdere leven veel met zijn handen werken. Hij heeft veel eelt op zijn handen.
Hij krijgt twee kinderen.
Is de eigenschap 'eelt op de handen' erfelijk?
Hij krijgt twee kinderen.
Is de eigenschap 'eelt op de handen' erfelijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
10.1.Welke twee factoren bepalen de kleur van de bloemen (hortensia)?
Slide 8 - Open vraag
10. 2.Een tuinder snijdt een stekje van de plant af en geeft dat cadeau aan een vriend. De vriend zet het stekje in de tuin. Het jaar daarop krijgt de vriend blauwe bloemen aan de plant.
Is het genotype anders dan die van de moederplant?
Is het genotype anders dan die van de moederplant?
A
Ja
B
Nee
