Recap grammar

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Plural: 
https://www.gimkit.com/view/6456d03ecccd98003297e768


What are we going to learn today?
  • Goals
  • Gimkit sentences
  • Wordweb
  • Herhaling grammar
  • Oefentoets
  • Finished? Google classroom, study, ask questions 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals
At the end of the lesson, you will have better knowledge about the grammatical items we learned in chapter 4.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plurals

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Betekenis: meervoud


Maar hoe gebruik je plurals?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural




Basisregel: enkelvoud +s

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Woorden die op een s-klank eindigen (-s, -x, -sh) krijgen +es

box - boxes
bush - bushes
bus - buses

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Woorden die op een -o eindigen, krijgen meestal +es

hero - heroes
tomato - tomatoes
potato - potatoes

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Woorden die op -f of -fe eindigen, krijgen -ves

thief - thieves
wolf - wolves
wife - wives


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Woorden die op een medeklinker gevolgd door -y eindigen, krijgen -ies

baby - babies
hobby - hobbies
let op: toy - toys


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Sommige woorden hebben een onregelmatig meervoud. Leer ze uit je hoofd!
man - men
woman - women
child - children
tooth - teeth
foot - feet
goose - geese
mouse - mice
fish - fish

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural
Soms blijft het woord hetzelfde als er meer dan één woord is.
one fish - two fish
one sheep - two sheep


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future
Form
When?
Present simple
1. Hele werkwoord
2. Werkwoord +s (he,she,it, Jane)
3. Werkwoord+es (he,she,it, Jane)

The shop opens at 8:00 am.
De present simple future wordt gebruikt om aan te geven dat iets volgens een schema of rooster verloopt.
To be going to 
1. onderwerp
2. vorm van to be (am/are/is)--> I am, You are, He/she/it is, We are, They are
3. going to
4. hele werkwoord
Je gebruikt to be going to om aan te geven dat je van plan bent om iets te doen. (plannen in de toekomst)
Will
1. onderwerp
2. will
3. hele werkwoord
Will wordt gebruikt om iets aan te bieden, iets te beloven of om voorspellingen te maken.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Future: Present simple
Werkwoord: Work

I work
You work
He/she/it works
They work
We work 
Werkwooord: be

I am
You are
He/she/it is
They are
We are

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hele vorm: Will
Korte vorm: Will

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies