In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Woordsoorten
Slide 1 - Tekstslide
Doel: aan het eind van de les weet ik, door het goed antwoorden op de vragen, wat een ZN, een WW en een BV.NMW is.
Slide 2 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk dat je weet welke woordsoorten er zijn en hoe je deze vindt?
Slide 3 - Tekstslide
ZN = zelfstandig naamwoord
Een mens, dier of ding
Vraag: kan ik er een lidwoord vóór zetten?
Ja? -> zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Vraag ZN: kan ik er een lidwoord voor zetten?
Ik loop naar .... huis.
A
Ja, wel een zelfstandig naamwoord
B
Nee, geen zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Quizvraag
Overleg met je buurman en vul 1 zelfstandig naamwoord in!
Slide 6 - Woordweb
WW = werkwoord
Alles wat je doet of een bepaalde toestand.
Vragen:
- Doet iemand iets?
- Gebeurt er iets?
- Beschrijft de zin iets?
Ja? -> werkwoord
Slide 7 - Tekstslide
Vraag WW: doet het iets of gebeurt er iets?
Zij RAAPT de ballen van het veld
A
Ja, een werkwoord
B
Nee, geen werkwoord
Slide 8 - Quizvraag
Overleg met je buurman en vul 1 werkwoord in!
Slide 9 - Woordweb
BV.NMW
Woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.
Vraag: vertelt het iets over een zelfstandig naamwoord?
Ja? -> bijvoeglijk naamwoord
Slide 10 - Tekstslide
Vraag BV.NMW: zegt het iets over een zelfstandig naamwoord?
Ik loop over de GLADDE brug
A
Ja, het is een bijvoeglijk naamwoord
B
Nee, het is geen bijvoeglijk naamwoord
Slide 11 - Quizvraag
Overleg met je buurman en vul 1 bijvoeglijk naamwoord in!
Slide 12 - Woordweb
Het woord geschreven in hoofdletters is een:
Het stormde verschrikkelijk in de haven. De HOGE golven sloegen tegen enige schip dat aangemeerd lag.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Het woord geschreven in hoofdletters is een:
Alle bemanningsleden waren veilig benedendeks gaan zitten. Alleen de grote, stoere kapitein STOND op het dek. Hij was boos. Heel boos.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Het woord geschreven in hoofdletters is een:
Hij had de afvaart al een paar dagen moeten UITSTELLEN en nu zou een storm ervoor zorgen dat hij weer de haven niet kon verlaten? Dat zou hij nog wel eens zien.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
Slide 15 - Quizvraag
Het woord geschreven in hoofdletters is een:
Hij had al onder veel ergere omstandigheden de WERELD over gevaren.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
Slide 16 - Quizvraag
Het woord geschreven in hoofdletters is een:
De kapitein liep naar zijn bemanning toe en GROMDE: ‘Morgenochtend varen we uit. Weer of geen weer!’
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
Slide 17 - Quizvraag
Het woord geschreven in hoofdletters is een: En hoewel de bemanning op hun kapitein vertrouwden, vonden ze dit toch een erg GEVAARLIJKE situatie. Maar niemand durfde wat te zeggen.
Slide 18 - Open vraag
De woorden geschreven in hoofdletters zijn een: Alleen de bootsman SCHRAAPTE zijn keel. ‘Ehm, kapitein? Het is morgen Eerste Paasdag en dan MOGEN er toch geen schepen UITVAREN?’
Slide 19 - Open vraag
Het woord in hoofdletters geschreven is:
Even twijfelde de kapitein, toen sloeg hij met zijn vuist op TAFEL en riep: ‘Ik bepaal zelf wel wanneer we uitvaren!
Slide 20 - Open vraag
Omschrijf waarom jij het doel wel of niet hebt behaald. Wat heb je geleerd? MINIMAAL 1 VOLLE ZIN MET DE REDEN!!