les 4 B3 + 8 17 jan

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop vast opstarten en je aanmelden bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeldscherm naar mij toe.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik doelen vorige lesweek.   
Uitleg leerdoelen deze week.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan? 


Slide 2 - Tekstslide

Wat was lastig in b2 en B7?
Vraag 7   en  2 (vwo) bespreken we nog even klassikaal.

Heb je een andere vraag fout gemaakt en heb je daar hulp/uitleg bij nodig?  Vraag me dan straks om uitleg tijdens het zelfstandig werken.

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe leerdoelen deze week: 
-Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn.

-Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
-Je kunt omschrijven wat kanker is.

Voor vwo ook:
-Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen.

De eerste 3 vandaag, de vwo uitleg doe ik volgende les.




Slide 4 - Tekstslide

-Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn.
Hebben we het al over gehad.
Stukje DNA met informatie over een eigenschap.
Informatie zit in een code van duizenden baseparen  (waarbij A-T en C-G tegenover elkaar staan en de volgorde van die basenparen bepaalt de informatie (bijv het gen voor de oogkleur de  kleur blauw of kleur bruin of..). De informatie voor het gen in 1 chromosoom heet genvariant of allel.

Dus ieder gen bestaat uit twee allelenparen (en die hoeven niet de zelfde informatie te bevatten maar gaan wel over de zelfde eigenschap).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Allel
Genvariant = allel.
Allelenpaar = 2 allelen op 2 chromosomen met info voor 1 gen 

Slide 8 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Bij de celdeling kan DNA beschadigd raken. De informatie over de erfelijke eigenschappen is dan veranderd.

Dit heet een mutatie, er is of er zijn dan 1 of meerdere genen gemuteerd.

Als deze mutatie te zien is in het fenotype dan noem je het organisme een mutant.

Slide 9 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Als een mutatie voorkomt in 1 lichaamscel heeft dat weinig invloed.


Komt een mutatie voor in een geslachtscel heeft dit veel invloed.


Hoe zit dat?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

mutatie
Mutatie in een lichaamscel is meestal niet zichtbaar in het fenotype.
Mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar

Mutatie zichtbaar--> mutant

Slide 12 - Tekstslide

Wat kan mutatie veroorzaken?
Zorg dat het niet in aanraking komt met geslachtsorgaan.
  • mutagene stoffen: asbest, sigarette rook
  • mutagene straling:               uv-straling, rontgen straling


Slide 13 - Tekstslide

-Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is.

Sommige mutaties zijn onschadelijk, sommige zijn schadelijk en sommige geven juist een voordeel.

Als de mutatie onschadelijk is of een voordeel geeft word deze vaak doorgegeven aan de nakomelingen. Daardoor krijg je meer variatie in genotypen.

Is de mutatie schadelijk dan zal het zich vaak niet kunne voortplanten en sterft uit.

Slide 14 - Tekstslide

-Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat. 

Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen.

Hierdoor kunnen cellen zich ongeremd gaan delen, dit zorgt voor een gezwel(tumor).

Als de tumor snel groeit spreek je van kanker.

Mutagene stoffen en straling kunnen kankerverwekkend zijn. 

Slide 15 - Tekstslide

Kanker
gezwel: cellen die zich snel en ongeremd gaan delen.
goedaardig: verstoord de bouw van andere weefsels niet.
kwaardaardig: verstoord de bouw van andere weefsels wel.
uitzaaiing (metastase): kwaad-aardige cellen verplaatsen zich via bloed of lymfe.

Slide 16 - Tekstslide

-Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn.
-Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
-Je kunt omschrijven wat kanker is.
Voor vwo ook:
-Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief betekenen.




Kun je bereiken door:
-De tekst van Basisstof 3 en vwo ook Basisstof 8 te lezen/bestuderen.
-Te maken: Basisstof 3 thema 5 en vwo ook B8
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
  Ter afsluiting laatste 7 minuten nog een paar (9) vragen via lessonup.  
Je kunt vandaag je toets voortplanting  (thema 4) inzien.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende week. (dinsdag)

Wat heb je geleerd deze les, ben je klaar voor de toets?

Zo niet gebruik dan de volgende links in lessonup om extra te oefenen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat heeft meer invloed? Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen mutatie?
A
albinisme
B
obesitas
C
dwerggroei
D
pigmentvlekken

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet een kankergezwel ook wel
A
tumor
B
mutatie
C
uitzaaiing
D
mutant

Slide 24 - Quizvraag

iedere mutatie leidt tot kanker
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Welk bewering over kanker en mutaties is juist?

A
Kanker veroorzaakt mutaties zodat de regeling van de celdeling niet goed verloopt
B
Er is geen verband tussen mutaties en kanker want kanker wordt veroorzaakt door kankerverwekkende stoffen.
C
Door kanker neemt het aantal mutaties toe zodat er een grotere kans is op een tumor.
D
Door mutaties kan kanker ontstaan

Slide 26 - Quizvraag

Maak de dubbele streng van het DNA molecuul compleet (Je hoeft er maar 11 vd 16 gebruiken).

Slide 27 - Sleepvraag

Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Bestaat uit DNA en eiwitten
Is een variant van een gen
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
Allel
DNA
Gen

Slide 28 - Sleepvraag

Wat wordt er gevormd tijdens transcriptie?
A
DNA
B
RNA
C
EIWIT
D
GEN

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een DNA-sequentie?
A
De volgorde van chromosomen
B
De volgorde van allelen
C
De volgorde van de bouwstenen (A/T/C/G) van het DNA
D
Het uiterlijk van een organisme

Slide 30 - Quizvraag

Pak je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.

Laat je plek netjes achter, schuif je stoel aan en vergeet je mobiel niet.

Tot de volgende keer.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide