Na de val van het West-Romeinse Rijk vielen zaken als grenzen, bescherming, veiligheid, handel en geld weg.
Veel mensen konden niet meer aan voedsel komen en trokken naar het platteland. Hier gingen ze bij een heer (leenman of achterleenman) werken die voor veiligheid zorgde. Boeren verbouwden hun eigen voedsel en bewerkten het land voor de heer.
Het verbouwen van voedsel en producten voor eigen gebruik in plaats van handel, noem je autarkie.