Bridging the gap - followup lesson

2H
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Engels

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

2H

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag heb jij je eigen 'plan' op maat!


1. Check je percentage
2. Maak de lesonderdelen waar jij nog wat te verbeteren hebt!
3. Maak ondertussen aantekeningen, zodat je het niet meer vergeet!
4. Ready? Go to the GREEN questions. This is homework!

Slide 2 - Tekstslide

Let's go!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

MAKING QUESTIONS

Slide 7 - Tekstslide

Opfrissen present simple

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

You like apples

Do you like apples?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Ontkenningen met 'do'
Als er geen vorm van be (am, is, are), have got, has got of can/could in de zin staat, dan gebruik je don’t of doesn’t om ontkenningen te maken. Bij I, you, we en they zet je don’t voor het werkwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Ontkenningen met 'do'
Bij he, she en it zet je doesn’t voor het werkwoord. Bij doesn’t verandert het werkwoord in het hele werkwoord.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

He _____ like his friends.
A
don't
B
doesn't

Slide 17 - Quizvraag

We _____ want to go to Spain.
A
don't
B
doesn't

Slide 18 - Quizvraag

Jim and Jack _____ visit me often.
A
don't
B
doesn't

Slide 19 - Quizvraag

Maurits _____ work every day of the week.
A
don't
B
doesn't

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

present continuous
Wanneer? NU
Hoe? am/is/are+werkwoord+ing

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Choose the Present Continuous.

Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de vorm van de present continuous?
A
to be + have + werkwoord
B
to be + hele werkwoord + ing
C
have + werkwoord + ing
D
hele werkwoord + ing

Slide 25 - Quizvraag

Present Continuous

A
NOW
B
PAST
C
SOMETIMES

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Wie-doet-wat-waar-wanneer

He had a drink at the pub last night


Slide 28 - Tekstslide

Plaats en tijd zet je meestal aan het einde van de zin ( de tijd mag ook vooraan, behalve bij vraagzinnen)

We went to school yesterady

Yesterday we went to school

Slide 29 - Tekstslide

Bijwoorden van frequentie
always = altijd
never = nooit
sometimes = soms
usually = gewoonlijk (meestal)
often = vaak
rarely = zelden

Slide 30 - Tekstslide

Waar staan ze in de zin?

Deze woorden geven aan hoe vaak iets gebeurt.
1. Ze staan vaak voor het werkwoord.

I always get nervous before a concert.
You often go to the cinema.
We never play tennis.

Slide 31 - Tekstslide

Waar staan ze in de zin?
Een bijwoord staat altijd voor het werkwoord, behalve...
als het werkwoord een vorm van 'to be' is:
am/are/is/was/were

I am always late for school.

Slide 32 - Tekstslide

Zet rarely in deze zin:
We go to a museum.

Slide 33 - Open vraag

Homework
Assignments
3A, 4A, 5,6,7,8,12
Learn
Vocab A-C

Slide 34 - Tekstslide

What did you think of this kind of lesson?

Slide 35 - Open vraag

Write down your homework!
See you next Thursday!

Slide 36 - Tekstslide