Thema 1, week 3 Les 10 - AAI, OOI, OEI

LESDOEL
Ik kan woorden met -aai, -ooi en -oei correct spellen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

LESDOEL
Ik kan woorden met -aai, -ooi en -oei correct spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Aai-ooi-oei woord: 
Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
Voorbeeld: haai - hooi - roei

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord is geen
aai-ooi-oei woord?
A
maai
B
kooi
C
foei
D
nieuw

Slide 3 - Quizvraag

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
A
Je hoort de i maar je schrijft de j
B
Je hoort de j maar je schrijft de i
C
Er mag geen g tussen
D
Er mag geen u tussen

Slide 4 - Quizvraag


A
maajen
B
maaijen
C
maaien
D
maien

Slide 5 - Quizvraag


A
hooi
B
hooj
C
hooij
D
hoi

Slide 6 - Quizvraag


A
roejen
B
roeien
C
roeijen
D
roeiien

Slide 7 - Quizvraag


A
gooijen
B
goojen
C
goien
D
gooien

Slide 8 - Quizvraag


A
dooier
B
dooijer
C
doojer
D
doier

Slide 9 - Quizvraag


A
draien
B
draajen
C
draaien
D
draaijen

Slide 10 - Quizvraag


A
gloeijlamp
B
gloeilamp
C
gloejlamp
D
glooilamp

Slide 11 - Quizvraag


A
aajen
B
aaijen
C
aaien
D
aien

Slide 12 - Quizvraag


A
koeien
B
koeijen
C
koejen
D
kooien

Slide 13 - Quizvraag


A
zwaien
B
zwaaien
C
zwaaijen
D
zwaajen

Slide 14 - Quizvraag


A
sproejen
B
sproeijen
C
sproeien
D
sprooien

Slide 15 - Quizvraag


A
dooien
B
doojen
C
dooijen
D
doien

Slide 16 - Quizvraag


A
knoejen
B
knoeien
C
knoeijen
D
knooien

Slide 17 - Quizvraag


A
kooijen
B
koien
C
kooien
D
koojen

Slide 18 - Quizvraag


A
saaje
B
saaije
C
saie
D
saaie

Slide 19 - Quizvraag


A
papegaaj
B
papegai
C
papegaai
D
papegaaij

Slide 20 - Quizvraag


A
groeien
B
groejen
C
groeijen
D
grooien

Slide 21 - Quizvraag


A
stoejen
B
stoeien
C
stoeijen
D
stooien

Slide 22 - Quizvraag


A
ooijevaar
B
ooievaar
C
oojevaar
D
oievaar

Slide 23 - Quizvraag

sleep het woord naar het plaatje 
kooi
plooi
haai
kraai
ik maai
ik roei

Slide 24 - Sleepvraag

Welke regel hoort bij het
aai-ooi-oei-woord?
Begin de zin met: Ik hoor een ... maar schrijf een ...

Slide 25 - Open vraag

naar snappet
We beginnen samen:

 Thema 1, week 3
Les 10

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link