Gebit: Dieren die andere dieren eten, zijn vleeseters ofwel carnivoren.
Vleeseters jagen meestal op een prooi. Sommige soorten eten kadavers (aas), dieren die al dood zijn. Roofdieren hebben vaak klauwen en hoektanden waarmee ze hun prooi vangen. Vleeseters hebben meestal een slank en soepel lichaam. Door hun lage gewicht en grote beweeglijkheid kunnen ze goed jagen. Als een vleeseter een prooi gevangen heeft, wordt deze in stukjes geknipt met knipkiezen. Vlees hoeft niet gekauwd te worden en daarom hebben tijgers ook geen maalkiezen.
Verteringsstelsel:
Vlees is gemakkelijker verteerbaar dan planten. Darmen van vleeseters hoeven daarom niet zo lang te zijn.
Slokdarm:
Het voedsel wordt in grote brokken door de slokdarm naar de maag gestuurd.
Maag:
In de maag wordt het voedsel verteerd.
Darmen:
De darm geeft de voedingsstoffen af aan het bloed. De darm bestaat uit de dunne darm en de dikke darm.