Woordenkennis

In die winkel werkt een aardige .........................
A
leraar
B
dokter
C
banaan
D
verkoper
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

In die winkel werkt een aardige .........................
A
leraar
B
dokter
C
banaan
D
verkoper

Slide 1 - Quizvraag

Shampoo en zeep koop je bij de ....................................
A
station
B
bibliotheek
C
drogist
D
kapper

Slide 2 - Quizvraag

Ik heb toiletpapier, melk en brood nodig. Ik moet naar de ............
A
zwembad
B
supermarkt
C
strand
D
garage

Slide 3 - Quizvraag

Op de ...................... is een kraam met kousen.
A
markt
B
fiets
C
auto
D
wolk

Slide 4 - Quizvraag

Het lekkerste brood van de stad koop je bij de .......................
A
bakker
B
dokter
C
leraar
D
drogist

Slide 5 - Quizvraag

Toen ik de winkel uit wilde lopen, ging het ..................... af. Wat een lawaai!
A
cadeau
B
schoen
C
alarm
D
jas

Slide 6 - Quizvraag

1 + 1 gratis....
Dat is een mooie ............................
A
aanvaarding
B
aanrijding
C
aanvulling
D
aanbieding

Slide 7 - Quizvraag

Ik wil niet naar buiten. Zullen we pizza laten .....................................?
A
betalen
B
bezorgen
C
bedrukken
D
behalen

Slide 8 - Quizvraag

Dit is een heel groot .............................. Ze verkopen er kleding maar ook fietsen en meubels.
A
slager
B
bibliotheek
C
warenhuis
D
groenteboer

Slide 9 - Quizvraag

Ik ga het overhemd betalen. Waar is de ...................?
A
kasa
B
kaasa
C
cassa
D
kassa

Slide 10 - Quizvraag

Als ik niet veel geld heb, ga ik naar de markt. Daar is alles veel .....................
A
duurder
B
leger
C
goedkoper
D
voller

Slide 11 - Quizvraag

Wat is mijn haar lang! Ik wil heel graag naar de .....................
A
slager
B
drogist
C
bakker
D
kapper

Slide 12 - Quizvraag

Als je het warm hebt, kun je je jas ......................................
A
aandoen
B
verkopen
C
uitdoen
D
kopen

Slide 13 - Quizvraag

Vrouwen dragen een blouse, voor mannen heet dat een ...........................
A
overhemd
B
sok
C
broek
D
jas

Slide 14 - Quizvraag

Kip en gehakt koop je bij de .............................. op de hoek.
A
groenteboer
B
fietsenwinkel
C
dokter
D
slager

Slide 15 - Quizvraag

Hier is een aanbieding: je kunt ..................... plakken op een kaart.
A
stickers
B
plakband
C
zegels
D
tape

Slide 16 - Quizvraag

Is je zegelkaart vol? Dan krijg je een taart ..........................
A
goedkoop
B
duur
C
voor niets
D
gratis

Slide 17 - Quizvraag

Hier is nog een aanbieding: het 2e ............................. gratis.
A
artikel
B
auto
C
huis
D
zwembad

Slide 18 - Quizvraag

Wil je hier ook komen werken? Ik zal het aan mijn ....................... vragen.
A
hond
B
baas
C
chef
D
kat

Slide 19 - Quizvraag

We moeten heel veel kopen in de supermarkt. Pak jij even een ............................................................?
A
toiletpapier
B
handdoek
C
fiets
D
winkelwagentje

Slide 20 - Quizvraag