Vorbereitung Prüfung (nächste Woche)

Vorbereitung Prüfung (nächste Woche)
Wat moet je kennen?
  1. Woordjes blz 40 en 78 (wat betekenen de woorden in het NL) 
  2. Onregelmatige voltooide deelwoorden blz 62 (in het Duits!!)
  3. De werkwoorden haben sein en werden (blz 154)
Wat moet je kunnen?
  1. Vertellen wat er gebeurd is (voltooide zinnen maken) blz 156 en 157 (punt 7. en 10. )
  2. Vertellen wat je gaat doen (het werkwoord “ werden” toepassen)
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Vorbereitung Prüfung (nächste Woche)
Wat moet je kennen?
  1. Woordjes blz 40 en 78 (wat betekenen de woorden in het NL) 
  2. Onregelmatige voltooide deelwoorden blz 62 (in het Duits!!)
  3. De werkwoorden haben sein en werden (blz 154)
Wat moet je kunnen?
  1. Vertellen wat er gebeurd is (voltooide zinnen maken) blz 156 en 157 (punt 7. en 10. )
  2. Vertellen wat je gaat doen (het werkwoord “ werden” toepassen)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordjesleren
Ga naar het digitale boek
Ga naar hoofdstuk 1  en klik op “digitaal stampen”
Oefen nu de woordjes A en B (D-N0
Doe daarna hetzelfde met de woordjes van hst 2
Stop niet eerder dan wanneer je ze echt goed kent!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de onderstaande woorden:
1 der Klassenbeste
2 zu Spät
3. Bestimmen
4 die Bedeutung

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen onderstaande woorden?
1 die Nerven
2 das Fieber
3 schaffen
4 lustig

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent deze zin?
Der Bademeister wundert sich über die hässliche Klamotten

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent deze zin?
Der kluge Erwachsene ist häufig erkältet

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord wordt gevormd door 'hebben' of 'zijn' + het voltooid deelwoord van het werkwoord.

Je kunt ermee aangeven dat iets al gebeurd is (in het verleden)
Voorbeeld: in de vakantie HEB ik GEWERKT
In den Ferien HABE ich GEARBEITET

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat het voltooid deelwoord is en geef voorbeelden.
Je moet dus de werkwoorden haben en sein kennen!
haben, sein en werden zijn onregelmatig. Deze drie werkwoorden komen het vaakst voor in de gesproken taal. Je kan geen regel bij het vervoegen toepassen. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu de zin:
In de vakantie heeft hij gewerkt

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wiederholung 
Voor het maken van een regelmatig (of: zwak) voltooid deelwoord in het Duits is er een bepaalde formule: "ge- + stam van het werkwoord + -t".


Indien de stam op een -d of -t eindigt, dan is de formule: ge- + stam van het werkwoord + -et.

Let op: 
  1. Eindigt het werkwoord op -ieren = GEEN 'ge'. De formule wordt dan: "stam van het werkwoord + -(e)t".
  2. Begint het werkwoord met ver-, ge- of be- = GEEN 'ge'. De formule wordt dan: "stam van het werkwoord + -(e)t".

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooide deelwoord van “ probieren” ?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voltooide deelwoorden van regelmatige werkwoorden maak je door:
A
ge + stam + en
B
ge + stam + t
C
ze uit je hoofd te leren

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Sterk Voltooid deelwoord (blz 62)
zwak
   + 
sterk

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voltooide deelwoorden van onregelmatige werkwoorden zijn in het Nederlands meestal ook onregelmatig en eindigen dan meestal op -en
A
dat is waar
B
dat is niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van een onregelmatig voltooid deelwoord is (meerdere zijn mogelijk)
A
schreiben - ich habe geschrieben
B
schwimmen - ich bin geschwommen
C
gehen - ich bin gegangen
D
machen - ich habe gemacht

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterke voltooide deelwoorden
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden wordt anders gevormd, net als in het Nederlands. De meeste voltooide deelwoorden die in het Nederlands eindigen op -en zijn sterke werkwoorden 
 

Op de blauwe bladzijden van blz 62 staan de onregelmatige werkwoorden. Leer die voltooide deelwoorden uit je hoofd! Ze lijken vaak op de Nederlandse woorden!
Bijvoorbeeld:
beschrijven – beschreven beschreiben beschrieben
zwemmen – gezwommen schwimmen – geschwommen



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
brechen
A
gebrechen
B
gebrochen
C
gebrecht
D
gebrocht

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
schlagen
A
geschlagen
B
geschlogen
C
geschlugen
D
geschliegen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
schneiden
A
geschneiden
B
geschneden
C
geschnitten
D
geschneit

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
schießen
A
geschießt
B
geschußen
C
geschießen
D
geschoßen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het voltooid deelwoord van:
scheinen
A
gescheint
B
gescheinen
C
geschienen
D
geschonen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin voltooid
Er schreibt mir einen Brief

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin voltooid:
Meine Mutter ruft laut

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin voltooid:
Meine Schwester fährt Rad

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin voltooid:
Wir essen Pommes

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin voltooid:
Sie trinkt ein Bier

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op!!


In de Toets staat er steeds bij of het om sterke of zwakke voltooide deelwoorden gaat!!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke dubbele betekenis heeft het werkwoorden 'werden'?
A
worden & zijn
B
worden & werden
C
worden & zullen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werden
(jij wordt) später groß werden!
A
du wirst
B
du wird

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

er (werden)
A
er wirt
B
er werdet
C
er wird

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werden
u wordt
A
sie werden
B
Sie wird
C
Sie werden

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(werden) wir ...
A
wirst
B
werden
C
wird
D
werde

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(werden) du ...
A
wirst
B
werden
C
wird
D
werde

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Ich werde das machen (doen)."
werde =
A
worden
B
zullen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

betekenis werden:

  • worden
  • zullen
Dit moet je uit de zin afleiden!!
Ich werde nächste Woche 18 Jahre alt (ik word)
Wir werden sehen was wir dann machen wollen (we zullen zien)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van werden in de volgende zinnen?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de zinnen:
Welke 2 betekenissen heeft het werkwoord werden in het Nederlands?

  1. Marie wird 16 Jahre alt.
  2. Dieser Kakao wird in Ecuador produziert.
  3. Mario wird sicher Profi-Fußballer!
  4. Natürlich werde ich meine Hausaufgaben machen!
  5. Wir werden im Sommer nach Berlin fahren.
  6. Am Wochenende werden wir ins Schwimmbad gehen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betekenis van werden
Volgende opdracht:
Sleep de betekenis
(zullen of worden)
op de juiste zin

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ich werde verrückt!
Das werde ich nicht machen.
Wirst du die Pizza noch essen?
Moritz will Lehrer werden.
Sally wird nach Berlin fahren.
Mein nächstes Auto wird ein VW.
worden
worden
worden
zullen (gaan)
zullen (gaan)
zullen (gaan)

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies