Werkwoordspelling 1.2

Week 46
Nederlands
Spelling en het Taalportfolio
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 46
Nederlands
Spelling en het Taalportfolio

Slide 1 - Tekstslide

Allereerst...
1. Vorige les (8 oktober)

2. Feedback voor mij!

3. Week 48: bezoek van Peta

4. De Planner


Slide 2 - Tekstslide

Wat hebben we vorige week gedaan?

Slide 3 - Tekstslide

Les- en leerdoelen
-    Je weet wat je moet doen voor het taalportfolio
-    Je hebt aan je taaltaken kunnen werken
-    Je weet waar je staat met werkwoordspelling
-    Je weet wat de persoonsvorm is
-    Je weet hoe je de persoonsvorm in tegenwoordige en verleden tijd moet    opschrijven
-    Je weet hoe je de spelspieker kunt gebruiken als je een werkwoord moet spellen

Slide 4 - Tekstslide

Keuzemenu Spelling
A: 0 t/m 3 fout
B: 4 of 5 fout
C: 6 of 7 fout
O: meer dan 7 fout


Keuze 1 (groen/oranje)
Keuze 2 (oranje/rood)
Aan de slag met de taaltaken
Trainen werkwoordspelling, daarna taaltaken

Slide 5 - Tekstslide

Groen (door)

Jurre
Renwa
Bijou
Shanaya
Tias


Oranje (keuze)

Wart
Tiemen
Miesje
Nadine
Gwen
Nynke
Kaito

Nyla
Moisso

Rood (even wachten)

Alyssa
Roan
Silke
Cemil
Keerthy

Slide 6 - Tekstslide

Instructie
We gaan in 'uienschillen' zitten

De groep die werkwoordspelling traint: neem een schrift en pen mee.
De groep die aan taaltaken werkt: werken in stilte (+muziek)

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Even terug naar de basis

In je Fictieverslag staan heel veel zinnen.

Feitje: elke zin heeft een persoonsvorm
Wat is een persoonsvorm?

Slide 8 - Tekstslide

Doelen
In deze training leer je:

De persoonsvorm vinden in TT en VT
De juiste spelling van de persoonsvorm gebruiken in TT en VT
Stapsgewijs de spelspieker gebruiken voor de persoonsvorm in TT en VT

Slide 9 - Tekstslide

De spelspieker: hoe spel ik een woord?
Stap 1: Vindproef
(Is het een persoonsvorm?)
Stap 2: Check de spelregel
(Is het tegenwoordige of verleden tijd?)
(evt: Check het ezelsbruggetje)
Stap 3: Spel het woord volgens de spelregel

Slide 10 - Tekstslide

Oefenzinnen
Tegenwoordige tijd:
Hans (redden) de hond uit het water
(Lopen) eens door!

Verleden tijd:
Niemand (spelen) zo mooi viool als zij
De conciërge (worden) door elke leerling (bedanken)

Slide 11 - Tekstslide

Vragenrondje

Slide 12 - Tekstslide

Planning
Zelfstandig werken aan:
- Taalportfolio onderdelen
- Oefenen met spelling (linkjes ItsLearning)
- Feedback voor Loes

Ik loop rond om:
- Vragen te beantwoorden
- Met je in te checken hoe je taaltaken gaan

Slide 13 - Tekstslide

Welk doel heb je
vandaag bereikt?

Slide 14 - Woordweb