Taalverzorging H1 - 2g

Oefentoets
Taalverzorging H1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Taalverzorging H1

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
Persoonsvorm, onderwerp en gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Is de volgende bewering waar of niet waar?
De persoonsvorm is altijd één woord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Benoem in de volgende zinnen het onderstreepte zinsdeel.

Kies uit: pv, ow of gez.

Slide 4 - Tekstslide

De kat van de buren ligt altijd bij ons in de tuin.

-----------------------------------
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
gezegde

Slide 5 - Quizvraag

Heb jij mijn computer gisteravond uitgezet?
-------
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
gezegde

Slide 6 - Quizvraag

Ben jij ook naar de discotheek gegaan?
------
------------
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
gezegde

Slide 7 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde van de volgende zinnen.

.

pv = ...
ow = ...
gez = ...

Slide 8 - Tekstslide

In de Efteling zal morgen een nieuwe attractie worden geopend.

Slide 9 - Open vraag

Waarom zijn mijn plantjes op mijn kamer verdord?

Slide 10 - Open vraag

Grammatica
samengestelde zinnen

Slide 11 - Tekstslide

Geef aan of het een samengestelde zin is of niet.

Slide 12 - Tekstslide

Damian komt morgen even langs en niet nu, want zijn fiets is kapot.
A
WEL samengesteld
B
NIET samengesteld

Slide 13 - Quizvraag

Het noodweer zorgde voor ondergelopen straten in de hele stad
A
WEL samengesteld
B
NIET samengesteld

Slide 14 - Quizvraag

Ondanks de warmte ging de marathon door.
A
WEL samengesteld
B
NIET samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Toen de bliksem insloeg in ons huis, viel direct de elektriciteit uit.
A
WEL samengesteld
B
NIET samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd en verleden tijd

Slide 17 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen en het voegwoord in de volgende zinnen.
.

pv = ... + ...
vw = ...

Slide 18 - Tekstslide

Jasper heeft achthonderd euro gespaard, zodat hij een nieuwe iPhone kan kopen.

Slide 19 - Open vraag

Als je de tickets voor het festival nu bestelt, krijg je tien procent korting.

Slide 20 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Schrijf alleen de juiste werkwoordsvorm op, dus bij de vraag
(Hebben) hij deze vraag goed?, schrijf je alleen als antwoord op:
heeft

Slide 21 - Tekstslide

(snijden) jij de tomaten voor de salade even?

Slide 22 - Open vraag

Lotte (geven) elke maand dertig euro aan een goed doel.

Slide 23 - Open vraag

Wie (raden) hoeveel knikkers er in deze pot zit?

Slide 24 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de
verleden tijd.
Schrijf alleen de juiste werkwoordsvorm op, dus bij de vraag
(Hebben) hij deze vraag goed?, schrijf je alleen als antwoord op:
had

Slide 25 - Tekstslide

Gisteren (zwemmen) Else twintig baantjes voor de zwemvierdaagse.

Slide 26 - Open vraag

In het donker (tasten) Victor naar het lichtknopje

Slide 27 - Open vraag

Hidde (knallen) keihard met zijn hoofd tegen het keukenkastje.

Slide 28 - Open vraag

Kies de juiste spelling.
In september begint het nieuwe ... van Game of Thrones
A
seizoen
B
sijzoen

Slide 29 - Quizvraag

De ... in de krant is verspreid over twee pagina's.
A
reclame
B
reklame

Slide 30 - Quizvraag

Welke onderdelen vind je nu nog lastig? Welke vragen heb je nu nog?

Slide 31 - Woordweb