- Je weet welke vier werkwoordsvormen er zijn en hoe je deze werkwoordsvormen kunt herkennen.
- Je weet wat het begrip 'persoonsvorm' betekent en weet hoe je de persoonsvorm kunt vinden.
- Je weet hoe je een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd moet spellen.
- Je weet hoe je een persoonsvorm in de verleden tijd moet spellen.