Grammatica voor klas 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Todays Lesson

Lesson Goal:

• At the end of the lesson you practiced for 

Lesson: 
Werk zelfstandig en in stilte in deze lesson Up.
Heb je een vraag steek je hand op!

• Persoonlijke voornaamwoorden
• Vraagwoorden
• Werkwoorden: to be + have go

Benodigdheden

• Laptop
• Headphones
• Book
• Pen

Directions

* on

* at

It's on your right/left.

The shop is….

Persoonlijke vnm.

Persoonlijke voornaamwoorden worden erg vaak gebruikt en zijn daarom best wel belangrijk. Je kunt dit onderwerp zien als een stukje basis dat je moet hebben. Hopelijk leer je door deze video de persoonlijke voornaamwoorden kennen.

Persoonlijke

voornaamwoorden:

• I   = ik 
• You    = jij 
• He   = hij
• She   = zij 
• It   = het 
• We   = wij 
• You   = jullie
• They   = zij 

Uitlegvideo

I

you

he

she

it

we

you (meervoud)

they

zij (meervoud)

ik

jullie

hij

jij/u

wij

zij (enkelvoud)

het

1. ___ (hij) is late for school.

1. They
2. She
3. He
4. It

2. ___ (ik) am 12 years old.

1. You
2. He
3. They
4. I

3. _____ (zij) is from London.

1. She
2. They
3. He
4. We

4. _____ (wij) are very good friends.

1. He
2. They
3. You
4. We

5. _____ (ik) like school.

1. i
2. I
3. you
4. we

Vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in.
5. _____ (het) is my dog.

Vul het juiste persoonlijkvnw in.
7. _____ are my parents. (zij)

Vraagwoorden

Een vraag stellen met Engelse vraagwoorden.

De vraagwoorden zijn:

wie = who

what = wat

where = waar

when = wanneer

how = hoe

Uitlegvideo

Sleepvraag!

wie

wat

wanneer

hoe

waar

how

where

who

when

what

Sleepvraag!

1. _______________________ is your name?

2. _______________________ do you live?

3. _______________________ is your favourite actor?

4. _______________________ is your car? I don't see it.

5. _______________________ do you feel today?

6. _______________________ are you going to your uncle's house?

How

Where

Who

When

What

..... do you live?

1. Why
2. Who
3. When
4. Where

..... is your name?

1. When
2. What
3. Who
4. How

... is your favourite actor?

1. What
2. When
3. Who
4. Where

... is his birthday?

1. When
2. What
3. How
4. Where

... old is he?

1. When
2. Who
3. How
4. Where

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

Who

is

your

best

friend

?

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

birthday

When

is

?

your

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

from

?

are

Where

you

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

old

?

How

you

are

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

hobby

?

your

is

What

Bedenk zelf een vraag en begin met het vraagwoord: where..

Bedenk zelf een vraag en begin met het vraagwoord: when..

Bedenk zelf een vraag en begin met het vraagwoord: who...

Bedenk zelf een vraag en begin met het vraagwoord: what..

Werkwoord: to be

Je gebruikt het werkwoord 'to be' om jezelf voor te stellen.

‘to be’ is het werkwoord ‘zijn’. 

Dit werkwoord wordt, net als in het Nederlands, erg vaak gebruikt. 

Het is daarom een stuk basis en erg belangrijk dat je weet hoe je
het moet gebruiken. 

• I am   = ik ben
• You are   = jij bent
• He is   = hij is
• She is   = zij is
• It is   = het is
• We are   = wij zijn
• You are   = jullie zijn
• They are   = zij zijn

Sleepvraag!

1. I ___________ twelve years old.

2. He ___________ my friend.

3. She ___________ very beautiful.

4. They ___________ football players.

5. It ___________ my dog.

6. We ___________ classmates.

is

are

is

is

am

are

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

.

europe

in

live

We

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

colour

My

favourite

blue

is

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

best

.

are

friends

They

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

a

I

fan of

am

Ajax

Sleep de woorden in de goede volgorde zodat ze een goede zin vormen.

are

basketball player

You

great

a

Werkwoord: have got

In deze video krijgen jullie een uitleg over ‘have got’ oftewel.. 

het werkwoord ‘hebben’.

Have got = hebben

• I have got   = ik heb
• You have got  = jij hebt
• He has got   = hij heeft
• She has got   = zij heeft
• It has got  = het heeft
• We have got   = wij hebben
• You have got  = jullie hebben
• They have got   = zij hebben

Uitlegvideo

1. I _________ (hebben) brown hair.

1. have got
2. has got

2. She _________ (hebben) green eyes.

1. have got
2. has got

3. We _________ (hebben) the best teacher ever!

1. has got
2. have got

4. He _________ (hebben) one brother and one sister.

1. have got
2. has got

5. They _________ (hebben) a big family.

1. has got
2. have got

Family tree

Sleepvraag!

uncle

aunt

cousin

sister

brother

grandfather

grandmother

family

opa

oma

neef

oom

tante

nicht

family

broer

zus

Hoe noem je de zus van je vader of moeder?
(In het Engels).

1. uncle
2. sister
3. aunt
4. cousin

Hoe noem je de broer van je vader of moeder?
(In het Engels).

1. uncle
2. sister
3. aunt
4. cousin

Hoe noem je het kind van je oom en tante?
(In het Engels).

1. uncle
2. sister
3. aunt
4. cousin

Hoe noem je de ouders van ouders?
(In het Engels).

1. uncle
2. aunt
3. grandparents
4. grandfather

Mohinder

Anata

Rahul

Sona

Ina

Namid

Suri

Payat

Daya

Amil

Inas

Ami

Leya

Dayo

Amil

Sleep de juiste naam van het familielid in de stamboom.

grandfather

grandfather

grandmother

grandmother

uncle

aunt

father

mother

brother

sister

cousin

cousin

cousin

aunt

uncle

Barry and Steffie are married and have three children: Owen, Hillary and Gwen.

Owen is married to Ann-Lee. Together they have 2 daughters: Babette and Evelyne.
Gwen is married to Mo. They have a son: Dries.

Barry

Steffie

Owen

Hilary

Gwen

Ann-Lee

Babette

Evelyne

Mo

Dries