Schrijven in de verleden tijd (grammatica p.c + schrijfvaardigheid)

iets vertellen in de verleden tijd
- gebruik maken van de passé composé
- gebruik maken van de imparfait met ww être
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

iets vertellen in de verleden tijd
- gebruik maken van de passé composé
- gebruik maken van de imparfait met ww être

Slide 1 - Tekstslide

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé
A
as chanté
B
chantait
C
a chanté
D
a chantée

Slide 2 - Quizvraag

vous (finir = afmaken, passé composé)

passé composé
A
finissez
B
avez finir
C
finiez
D
avez fini

Slide 3 - Quizvraag

tu (répondre = antwoorden, passé composé)

passé composé
A
as répondre
B
as répondu
C
as répondru
D
as répondré

Slide 4 - Quizvraag

Passé Composé: wij hebben gedaan
A
nous avons fais
B
nous avons faire
C
nous avons fait
D
nous avons fairé

Slide 5 - Quizvraag

Passé composé: ik ben geweest

Slide 6 - Open vraag

Passé Composé: zij is gebleven
A
elle a resté
B
elle est resté
C
elle est restée
D
elles sont restées

Slide 7 - Quizvraag

Passé Composé: zij zijn naar beneden gegaan
A
ils sont descendrus
B
ils sont descendus
C
ils sont descendu
D
ils ont descendus

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zeg in het Frans: het was grappig?

Slide 9 - Woordweb

On écrit en français!
  • Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances?  
  • J'ai + vd of je suis + vd (2 activiteiten noemen, gebruik de p.c
  • Avec qui?
  • Avec.....(vrienden? familie? etc..)
  • C'était comment?
  • ...........(gebruik hier de imparfait van het ww être)

Slide 10 - Tekstslide