spreken 5 - verwoording

Spreken voor vwo 5
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spreken voor vwo 5

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- je maakt kennis met de klassieke retorica;
- je leert om retorische middelen te gebruiken;
- je leert om je publiek te boeien met meer dan alleen de inhoud van je verhaal;
- je leert om non-verbale communicatie in te zetten om je boodschap te versterken.

Slide 2 - Tekstslide

Datum speeches
Je hebt je ingeschreven?
In de week van 17 mei!

Slide 3 - Tekstslide

Taken van een spreker
2.
3.
4.
5.
Actio
Memoria
Dispositio
1.
Inventio
Elocutio

Slide 4 - Sleepvraag

Opbouw module
Met behulp van deze module leer je om je mening krachtig te verwoorden. In vijf fasen bereid je een speech voor. 
Fase 1: klassieke retorica
Fase 2: taken van de spreker
Fase 3: structuur en de argumentatie 
Fase 4: verwoording
Fase 5: het spreken 

Slide 5 - Tekstslide

Elocutio
Let op de volgende punten bij de verwoording:
  • spreek duidelijk (bondig, direct) met een woordkeuze die het overtuigingsdoel steunt;
  • spreek grammaticaal simpel;
  • spreek de taal van de hoorder (ken z'n ‘mythe’ – normen, waarden, veronderstellingen);
  • maak indruk met je woorden, wees levendig, beeldend en schep een band met je hoorders; 
  • benut waar mogelijk ‘special effects’: woord- en klanktrucs
    .

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Stijlfiguren
  • Drieslag 
  • Repetitio 
  • Antithese 
  • Anafoor 
  • Beeldspraak 
  • Chiasme 
  • Retorische vraag 
  • Paradox 
  • Eufemisme 
  • Enumeratio 
  • Hyperbool 

Welke retorische middelen komen in het volgende filmpje voor?

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden bij Wilders
Wat zijn dat voor een keuzes? Wat is dat voor een minister-president? Van welk land denkt hij dat hij premier is? (1) En voor wie, voor wie (2) denkt hij eigenlijk op te komen? In ieder geval niet voor de Nederlanders. Wel (3) voor de Grieken. En trouwens ook voor de asielzoekers. Half Afrika scheept zich in om hier een uitkering te komen halen (4). In ons land elke week 1700 gelukszoekers erbij. Dat zijn er 250 per dag, 10 per uur (5). Dag en nacht (6).
Voorzitter, weten we het nog allemaal? (7) Dat memorabele televisiedebat, vlak voor de verkiezingen. VVD-leider Mark Rutte krijgt de vraag. Hij kijkt de presentatrice aan en belooft het plechtig: geen cent, geen cent meer voor de Grieken (8, 9). En Nederland gelooft hem. En Rutte wint er de verkiezingen mee. Maar wie, wie staat er morgen klaar om de Grieken steunpakket nummer drie te schenken (10)? Premier Rutte, de Pinokkio van de Lage Landen (11). Zijn neus reikt inmiddels al tot in Athene (12).
Voorzitter, wat een verraad. Wat een verraad (13) aan zijn eigen kiezers. Dit kabinet lijkt collectief krankzinnig (14) te zijn geworden. En mijn voorstel, voorzitter, is: kappen met die waanzin. U moet kiezen voor Nederland. Voor de ouderen hier en niet voor de corrupte Grieken daar (15). En als u dat toch doet, als aan het einde van het debat blijkt dat u dat geld toch overmaakt, dan moet u zich niet alleen doodschamen, maar ook opstappen, aftreden, wegwezen en nooit meer terugkomen (16). Laat het zwendelen maar aan de Grieken over. Nederland verdient een premier die opkomt voor de Nederlanders en niet voor de Grieken en de gelukszoekers! Dank u wel.”

Zie bijlage 2 voor de tekst van de speech.
Wat zijn dat voor een keuzes? Wat is dat voor een minister-president? Van welk land denkt hij dat hij premier is? (1) En voor wie, voor wie (2) denkt hij eigenlijk op te komen? In ieder geval niet voor de Nederlanders. Wel (3) voor de Grieken. En trouwens ook voor de asielzoekers. Half Afrika scheept zich in om hier een uitkering te komen halen (4). In ons land elke week 1700 gelukszoekers erbij. Dat zijn er 250 per dag, 10 per uur (5). Dag en nacht (6).
Voorzitter, weten we het nog allemaal? (7) Dat memorabele televisiedebat, vlak voor de verkiezingen. VVD-leider Mark Rutte krijgt de vraag. Hij kijkt de presentatrice aan en belooft het plechtig: geen cent, geen cent meer voor de Grieken (8, 9). En Nederland gelooft hem. En Rutte wint er de verkiezingen mee. Maar wie, wie staat er morgen klaar om de Grieken steunpakket nummer drie te schenken (10)? Premier Rutte, de Pinokkio van de Lage Landen (11). Zijn neus reikt inmiddels al tot in Athene (12).
Voorzitter, wat een verraad. Wat een verraad (13) aan zijn eigen kiezers. Dit kabinet lijkt collectief krankzinnig (14) te zijn geworden. En mijn voorstel, voorzitter, is: kappen met die waanzin. U moet kiezen voor Nederland. Voor de ouderen hier en niet voor de corrupte Grieken daar (15). En als u dat toch doet, als aan het einde van het debat blijkt dat u dat geld toch overmaakt, dan moet u zich niet alleen doodschamen, maar ook opstappen, aftreden, wegwezen en nooit meer terugkomen (16). Laat het zwendelen maar aan de Grieken over. Nederland verdient een premier die opkomt voor de Nederlanders en niet voor de Grieken en de gelukszoekers! Dank u wel.”

Stijlfiguren bij Wilders

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Anafoor
Antithese
Beeldspraak
Chiasme
Drieslag
Enumeratio
Eufemisme
Hyperbool
Retorische vraag
‘I have a dream.’ (Martin Luther King)
Wie wil er niet zonder file naar zijn werk rijden?
Zij steunen elkaar door dik en dun.
‘Je kunt een kind wel uit de oorlog halen maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’ (Warchild)
‘Government of the people, by the people, for the people’ (Abraham Lincoln)
Deze situatie is een tikkende tijdbom.
Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe.
Een herverdeling van middelen (ingrijpende bezuinigingen)
“Ik heb je al wel honderd keer gezegd dat je een regenjas moet aantrekken.”

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Video

Bij je spreekbeurt...
Zorg dat je minimaal drie keer een stijlfiguur gebruikt!
Drieslag 
      Repetitio 
          Antithese 
               Anafoor 
                    Beeldspraak 
                           Chiasme 
                                 Retorische vraag 
                                       Paradox 
                                             Eufemisme 
                                                   Enumeratio 
                                                         Hyperbool 

Slide 13 - Tekstslide