Paragraaf 1.1: Voedingstoffen

Welkom bij...
Schooljaar 2024 - 2025
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij...
Schooljaar 2024 - 2025

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Kennismaken en verwachtingen

  • Werkwijze biologie bespreken

  • Het PTA bekijken

  • Begin thema 1: Vertering

  • Zelfstandig werken opdrachten 1.1




Slide 2 - Tekstslide

Wie ben ik?


Wie zijn jullie? Wat zijn jullie interesses? 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwijze Biologie
Je hebt altijd bij je:
  • Laptop (met lader en oortjes)
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Rekenmachine
  • Pen, potlood, liniaal en geodriehoek
  • Mobiel in de tas!

Slide 4 - Tekstslide


  • Dat je spullen bij je hebt (zie vorige slide)

  • Dat je huiswerk maakt 

  • Dat je meedoet aan de les 
Ik verwacht van je:

Slide 5 - Tekstslide

Wat verwachten jullie van mij?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1.1: Voedingstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen?

Slide 9 - Open vraag

Welke voedingstoffen ken je al?

Slide 10 - Woordweb

Lesdoelen


1. Je kunt de kenmerken en functies noemen van 6 groepen  voedingstoffen en van voedingsvezels 

Slide 11 - Tekstslide

Voedingsmiddelen en voedingstoffen
- Voedingsmiddelen (alles wat je eet en drinkt)
- Voedingstoffen verschillende functies


--> Als bouwstof: voor de vormig van cellen en weefsels
--> Als brandstof: voor het leveren van ATP door middel van dissimilatie

Slide 12 - Tekstslide

Eiwitten
  • Polymeren van aminozuren
  • 20 verschillende aminozuren (eiwitten mens)
  •  Bij de vertering worden eiwitten afgebroken tot aminozuren. (tegenovergestelde van eiwitsynthese)
  •  Sommige aminozuren kan het lichaam zelf maken (niet-essentiële aminozuren). Dit proces heet transaminering en gebeurt in de lever
  • Essentiële aminozuren moeten uit de voeding gehaald worden
  • Belangrijk als bouwstof (cytoskelet, spierskelet, transport, celcommunicatie) en soms als brandstof (te weinig glucose)

Slide 13 - Tekstslide

Koolhydraten
  • mono-, di-, en polysacharides
  • Vooral belangrijk als brandstoffen. Zorgen voor het grootste gedeelte van de energiebehoefte (dissimilatie van glucose voor ATP)
  • Glucose kan als reservestof opgeslagen worden in de vorm van glycogeen in de lever (met behulp van welk hormoon?)
  • Kunnen ook bouwstof zijn (DNA --> desoxyribose /ATP--> ribose)
  • Voedingsvezel zijn koolhydraten die niet verteerd kunnen worden door enzymen van de mens (gedeeltelijk wel door enzymen in de dikke darm) --> goede stoelgang en darmwerking

Slide 14 - Tekstslide

Nog wat voorkennis: Wat is het verschil tussen een verzadigd vet en een onverzadigd vet?

Slide 15 - Open vraag

Vetten

  • Opgebouwd uit een glycerolmolecuul en 3 vetzuurstaarten
  • Verzadigd (geen dubbele binding) of onverzadigd (wel dubbele binding) 
  • Cholesterol is een belangrijk vet. Komt voor in de celmembranen en zorgt voor de vloeibaarheid van deze membranen. Wordt aangemaakt in de lever, maar krijg je ook binnen via de voeding. Te veel cholesterol kan zorgen hart- en vaatziektes.
  • Je lichaam kan meeste vetzuren zelf maken --> maar weinig vetten nodig uit de voeding (essentiële vetzuren)
  • Dient als brandstof (dissimilatie) en bouwstof (fosfolipiden)

Slide 16 - Tekstslide

Water
  • Lichaam bestaat voor 60% uit water. Erg belangrijke bouwstof (osmotische waarde cellen)
  • Ook belangrijk bij regeling lichaamstemperatuur en als transportmiddel
  • Waterbalans wordt nauwkeurig gereguleerd in het lichaam door middel van uitademen, transpiratie en uitscheiding

Slide 17 - Tekstslide

Voorkennisvraag: waarvoor zijn de volgende mineralen nodig in het lichaam?


  • Natrium
  • Kalium
  • Calcium
  • Fosfor
  • Zwavel
  • Jood
  • Ijzer





  •  Natrium --> neurogeleiding (Na/K-pomp)
  • Kalium --> neurogeleiding (Na/K-pomp)
  • Calcium --> stevigheid botweefsel/tandbeen
  • Fosfor --> stevigheid botweefsel/tandbeen
  • Zwavel --> essentiële aminozuren
  • Jood --> bevordert energie-uitwisseling 
  • Ijzer --> hemoglobine 

Slide 18 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen (zouten) zijn belangrijke bouwstoffen (zie vorige slide)

 Spoorelementen zijn mineralen waarvan je maar hele kleine hoeveelheden nodig hebt (chroom, fluor, jodium en ijzer)

Slide 19 - Tekstslide

Vitaminen 
  • Zijn essentieel als co-enzym 
  • Belangrijke vitamines zijn A, B, C, D en K
  • Vitamine B-complex: verzamelnaam voor verschillende B-vitamines
  • Gebrek aan vitamine kan leiden tot gebrekziektes
  • Provitaminen zijn stoffen in voedsel waar je lichaam zelf vitaminen van kan maken (Provitamine D)
  • Er zijn veel verschillende vitamines (BINAS...)

Slide 20 - Tekstslide

Hoeveel voedingstoffen ken je nu?

Slide 21 - Woordweb

Leg uit wat het verschil is tussen essentiële aminozuren en niet-essentiële aminozuren?

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn de functies van vetten?

Slide 23 - Open vraag

Het lesdoel was: ''Je kunt de kenmerken en functies noemen van 6 groepen voedingstoffen en van voedingsvezels ''. Hoe sta jij nu in dit doel?
A
Ik snap er nog helemaal niks van.
B
Voorzichtig weet ik wat er bedoeld wordt, maar ik moet echt gaan oefenen.
C
Ik snap het best wel maar ik moet wel opgaven maken om het te onthouden.
D
Ik snap het helemaal. Geef mij maar wat moeilijker opgaven.

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag!



Paragraaf 1.1: opdracht 1 t/m 9

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 26 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 27 - Tekstslide