In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Nectar H7 Soorten en populaties
Deze les:
- Herhaling §7.1 t/m §7.4
- §7.5 Voedselketens
- Test je kennis!
- feedback formulier invullen
Huiswerk:
- maken opdrachten
Slide 1 - Tekstslide
De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
alleen tot hetzelfde genus
B
alleen tot dezelfde soort
C
zowel tot hetzelfde genus en tot dezelfde soort
Slide 2 - Quizvraag
De larve van de nachtvlinder heeft een groot aantal bacteriën in zijn verteringskanaal. Deze bacteriën spelen een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel van de larven Met welke biologische term wordt de relatie tussen de larve en de bacteriën aangeduid?
A
Mutualisme
B
Commensalisme
C
Parasitisme
Slide 3 - Quizvraag
1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied. 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei. 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen. 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.
Welke bewering gaat over een ecosysteem?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 4 - Quizvraag
Opdracht 47
a. Welke populatie is de predatorpopulatie?
b. Licht toe of de predator voedselspecialist is.
Slide 5 - Tekstslide
§7.5 Voedselketens
Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.
Slide 6 - Tekstslide
Eten en gegeten worden...
Slide 7 - Tekstslide
Het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Alleseters (omnivoren)eten plantaardig en dierlijk voedsel.
Slide 10 - Tekstslide
Voedselketen
Slide 11 - Tekstslide
Voedselweb
Koolmees is een zwakke schakel.
Afhankelijk van één voedselbron.
Kikker heeft sterke positie.
Veel keus in prooidieren.
Buizerd en vos zijn de toppredatoren.
Zij worden niet door anderen gegeten.
Welk gevolg heeft het voor de sprinkhaan als het lievenheersbeest een slecht jaar heeft en weinig nakomelingen krijgt?
Slide 12 - Tekstslide
Het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
Een voedselketen is een rechte lijn
van wie-eet-wie.
Een voedselweb laat zien hoe
verschillende voedselketens
met elkaar verbonden zijn in
een ecosysteem.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Voedselketen / Energieoverdracht en Energieverlies:
Producenten (autotrofe organismen) gebruiken zonlicht voor energie via fotosynthese.
Herbivoren eten planten en krijgen energie.
Carnivoren eten herbivoren en ontvangen energie.
Omnivoren zijn dieren die zowel planten als dieren eten.
Tijdens energiedoorgifte gaat er energie verloren: - organismen gebruiken energie voor overleven, beweging en groei. - een deel wordt omgezet in warmte en gaat verloren. - ontlasting draagt bij aan energieverlies: niet alle voedingsstoffen worden volledig benut. - hoger in de voedselketen is er minder energie beschikbaar.
Slide 17 - Tekstslide
Zet de volgende organismen in de juiste volgorde om een voedselketen te vormen.
-->
Slide 18 - Sleepvraag
Een boom is een voorbeeld van een autotroof organisme, omdat..
A
Hij zuurstof maakt
B
Hij zichzelf voedt
C
Hij CO2 maakt
D
Hij anderen voedt
Slide 19 - Quizvraag
De basis van dit voedselweb staan:
A
opgeloste voedingsstoffen
B
zee-eenden
C
algen
D
bacteriën
Slide 20 - Quizvraag
Wie staan er aan de top van dit voedselweb?
A
opgelost organisch materiaal
B
krabben
C
organisch materiaal in sediment
D
bruinvissen
Slide 21 - Quizvraag
In welke richting teken je de pijl in een voedselketen?
A
Naar de prooi
B
Naar de predator
Slide 22 - Quizvraag
T3
kringloop
voedselketen
voedselweb
Slide 23 - Sleepvraag
Wat ga je doen?
1- Lees 7.5 voedselketens aandachtig door, en maak een mindmap met de belangrijkste begrippen en verbanden die we hebben besproken.
2- Een korte enquête invullen.
Jullie feedback is waardevol en zal helpen om de lessen in de toekomst nog beter af te stemmen op jullie behoeften.
Alvast bedankt voor jullie medewerking!
Slide 24 - Tekstslide
Extra: Pak BINAS tabel 93E1 erbij en beantwoord de volgende vragen:
Wat zijn de producenten? Hoe noem je deze organismen ook?
Noem een voorbeeld van een herbivoor
Noem een voorbeeld van een heterotroof organisme
Geef een voorbeeld van een voedselketen
Noem een consument van de 1e, 2e, 3e en 4e orde
Slide 25 - Tekstslide
§7.5 Voedselketens
Je legt het verschil uit tussen autotrofe en heterotrofe organismen.
Je legt het verschil uit tussen een voedselketen en een voedselweb.
Je herkent de trofische niveaus in een voedselweb.
Je beschrijft de stroom van energie en organische stoffen door de verschillende trofische niveaus in een voedselweb.