TL maandag

Thursday test
Today we will practice everything
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thursday test
Today we will practice everything

Slide 1 - Tekstslide

Grammar 1
Maak korte ja/nee antwoorden

In het korte antwoord herhaal je altijd het werkwoord uit de vraag.
          voorbeeld: Are they happy with their new house? 
                                          Yes, they are.

Slide 2 - Tekstslide

Grammar 2
Voorzetsels van tijd (on, in at)

On                gebruik je bij dagen en data.
                      (on the fourth of July)
In                  gebruik je bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen.
                      (in the morning)
At                  gebruik je om te zeggen hoe laat het is of vaste uitdrukkingen 
                       (at the weekend of at christmas)

Slide 3 - Tekstslide

Grammar 3
Toekomende tijd
      
will                      gebruik je om iets te beloven of aan te bieden. Ook bij voorspellingen waar je geen                               bewijs voor hebt. (We will be on time. It will snow at Christmas)

am/are/is + going to         gebruik je om te zeggen dat je iets van plan bent, er is wel bewijs voor. In het Nederlands gebruiken we vaak  'gaan'. Ik ga naar een concert= I am going to see a concert.

Be + werkwoord+ing      gebruik je voor afspraken waar tijd en/of plaats aan vaststaat.

Present simple  (gewone werkwoord)       gebruik je voor dingen via een rooster of schema


Slide 4 - Tekstslide

Grammar 4
Hulpwerkwoorden: can, could, be allowed to

Can        als je wilt vragen of iets mag. Alleen informeel
Could     zelfde als can, maar dan formeel
Be allowed to      als je vraagt of iets is toegestaan (regels en wetten). De be is altijd am/are/is

Slide 5 - Tekstslide

Leerwerk
Stones 1 en 2
Woordjes bladzijde 17, 18 en 19

Slide 6 - Tekstslide

I promise, we .... on time
A
will be
B
are going to be

Slide 7 - Quizvraag

She ... to that concert, she has won tickets.
A
will go
B
is going to go

Slide 8 - Quizvraag

The train ... tomorrow at 13:00.
A
leaves
B
is going to leave

Slide 9 - Quizvraag

She's going to Turkey ... the summer
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quizvraag

I will be home ... six o'clock.
A
in
B
on
C
at

Slide 11 - Quizvraag

We are playing a game ... the first of October.
A
in
B
on
C
at

Slide 12 - Quizvraag

My friend is coming over ... the morning.
A
in
B
on
C
at

Slide 13 - Quizvraag

The shop opened ... nine o'clock.
A
in
B
on
C
at

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal: enorm

Slide 15 - Open vraag

Vertaal: record

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: zak (broekzak of jaszak bijvoorbeeld)

Slide 17 - Open vraag

Vertaal: stok

Slide 18 - Open vraag

Vertaal: opschieten

Slide 19 - Open vraag

To do
What: make the test yourself 
Where: page 26
How: silent
Help: use your textbook

Slide 20 - Tekstslide