H 4.9 spelling (les 1 en 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (log in).
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je etui en je leerwerkboek;
  • je laptop (log in).

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat weet je al van vd en verkleinwoorden?
  • Uitleg: 4.9 spelling
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Tekstslide

De leerling ............... zich alles.
A
herinnert
B
herinnerd

Slide 3 - Quizvraag

Er is een hoop .......... in de tweede helft.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 4 - Quizvraag

Piet heeft een lang verhaal ...............
A
vertelt
B
verteld

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van:
woning?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van:
baby?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van:
opa?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van:
tekening?

Slide 9 - Open vraag

Leerdoelen 4.9 Spelling (p. 66)
Je weet:
  • hoe je het voltooid deelwoord spelt;
  • hoe je verkleinwoorden spelt.
Je  kunt correct schrijven:
  • 20 dicteewoorden

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten (p. 66)
Voor de les van vrijdag is af van 4.9 spelling:

opdracht 1, 2, 6, 9 en 11 en 12 (dicteewoorden). 

Bij opdracht 2 kijk je of je ook 3 en 5 moet maken (herhalen voltooid deelwoord).
Bij opdracht 2 kijk je ook of je 7 en 8 moet maken (herhalen verkleinwoorden).

Digitaal / boek

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen: gevoetballen, gevoetbald of gevoetbalt? 


Slide 12 - Tekstslide

Hoe schrijf je het vd?
Voetballen: gevoetballen, gevoetbald of gevoetbalt? 

  • Stam: voetballen => voetball
  • L zit niet in het 't kofschip X, dus d
  • Ik-vorm: ik voetbal, dus gevoetbald
De gevoetbalde wedstrijd (langer maken).


Slide 13 - Tekstslide

Hoe schrijf je het vd?
Juichen: gejuichen, gejuichd of gejuicht?


Slide 14 - Tekstslide

Hoe schrijf je het vd?
Juichen: gejuichen, gejuichd of gejuicht?

  • Stam: juichen => juich
  • ch zit in het 't kofschip X, dus t
  • ik-vorm: ik juich, dus gejuicht
De toegejuichte spelers (langer maken).


Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Sterk werkwoord => schrijf wat je hoort.
  • Ik slaap, ik sliep, ik heb geslapen.
Zwak werkwoord => langer maken of 't Kofschip X
  • Ik fiets, ik fietste, ik heb gefietst.
  • Ik brand, ik brandde, ik heb gebrand.
Lastig? Kijk het uitlegfilmpje in de methode en het schema bij de lesstof.
Let op:
Het gebeurt (pv)
Het is gebeurd (vd).

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten (p. 66)
Voor de les van vrijdag is af van 4.9 spelling:

opdracht 1, 2, 6, 9 en 11 en 12 (dicteewoorden). 

Bij opdracht 2 kijk je of je ook 3 en 5 moet maken (herhalen voltooid deelwoord).
Bij opdracht 2 kijk je ook of je 7 en 8 moet maken (herhalen verkleinwoorden).

Digitaal / boek

Slide 17 - Tekstslide

Les 2

Slide 18 - Tekstslide

Filmpje in de methode 4.9
Verkleinwoorden van zn

Slide 19 - Tekstslide

Verkleinwoorden van zn
  • Plak -je of -tje aan het zelfstandig naamwoord. dans/schaar
  • Op m: -pje, op ing: -kje. boom (let op woning => woninkje) 
  • Laatste letter 1 klinker met lange klank? Extra klinker! 
       opa - opaatje, logé - logeetje (vergelijk opa -opa's)
  • Laatste letter i? Dan extra e! ski- skietje
  • Laatste letter y? Dan 'tje! (let op niet bij cowboytje)
       baby - baby'tje (vergelijk baby - baby's)
  • Schrijf wat je hoort: tekeningetje, blaadje, brilletje

Slide 20 - Tekstslide

Opdrachten (p. 66)
Voor de les van vrijdag is af van 4.9 spelling:

opdracht 1, 2, 6, 9 en 11 en 12 (dicteewoorden). 

Bij opdracht 2 kijk je of je ook 3 en 5 moet maken (herhalen voltooid deelwoord).
Bij opdracht 2 kijk je ook of je 7 en 8 moet maken (herhalen verkleinwoorden).

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk staat in Magister. In je boek gemaakt? Dan zelf nakijken voordat de les begint.

Slide 22 - Tekstslide