Nederlands profiel VERE/LOGI les 5 Onderwerp en hoofdgedachte
Nederlands
Lezen: onderwerp en hoofdgedachte
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Lezen: onderwerp en hoofdgedachte
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Theorie
Opdracht maken op papier
Taalblokken
Slide 2 - Tekstslide
Waar gaat deze les over?
Je kunt het doel, onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst bepalen.
Je weet waar je het onderwerp en de hoofdgedachte vaak kunt vinden in een tekst.
-> Bepalen hoe waardevol de informatie voor jou is
Je weet hoe je achter de betekenis van moeilijke woorden kunt komen.
Slide 3 - Tekstslide
Theorie
Doel: wat wil de maker van mij? Wat wil hij met de tekst? (informeren, amuseren, overtuigen, instrueren)
Onderwerp: vertelt in één woord of een paar woorden waar de tekst over gaat.
Hoofdgedachte: wat er over het onderwerp in de tekst wordt gezegd. -> Eén zin/ een zo kort mogelijke samenvatting van een tekst
-> Vaak in titel en inleiding (en slot) te vinden
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld
Onderwerp
Waar gaat de tekst over?
Bijwerkingen paracetamol
Tekstdoel
Wat wil de maker (van mij)?
Informeren over de bijwerkingen van paracetamol
Hoofdgedachte
Wat moet je écht onthouden?
Bijvoorbeeld: paracetamol heeft meer bijwerkingen dan je zou verwachten
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Als je het tekstdoel weet, kun je ook de hoofdgedachte bepalen.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Doel:
Slide 10 - Open vraag
Hoofdgedachte:
Slide 11 - Open vraag
Oefenen
Slide 12 - Tekstslide
Omgaan met onbekende woorden
Je komt soms woorden tegen die je niet kent. Vaak is het niet nodig precies te weten wat een woord betekent. Je kunt er verschillende manieren mee omgaan:
Doorlezen: wanneer je een onbekend woord tegenkomt, stop dan niet. Lees bij een geschreven tekst dan even door. Misschien kun je de tekst prima volgen zonder dat je precies de betekenis van het woord kent.
Gebruikmaken van de context: kijk naar de omliggende tekst. Dan wordt de betekenis vaak al wat duidelijker. Het woord kan namelijk verderop in de tekst worden uitgelegd of met een voorbeeld worden verduidelijkt.
Slide 13 - Tekstslide
Omgaan met onbekende woorden
Ook het onderwerp van de tekst en de zinnen rond het onbekende woord kunnen aanwijzingen geven over de betekenis. Soms wordt het onbekende woord juist gevolgd door het tegenovergestelde. Bijvoorbeeld: ''Ik vind haar niet authentiek maar nep, fake''. Dan kun je wel raden wat authentiek betekent.
Je kunt ook opzoek gaan naar een ander woord voor het moeilijke woord. Mogelijk heeft de schrijver of spreker ergens een ander woord of omschrijving gebruikt. Denk aan: ''Ik had als kind ook al enge dromen. Maar de nachtmerries begonnen steeds erger te worden naarmate ik ouder werd".
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht
Les 8: onderwerp en hoofdgedachte op papier.
Tekst 1 en tekst 2 samen klassikaal
Daarna zelfstandig verder
Klaar? Verder met taalblokken online Bouwstenen hoofdstuk 1