Comparisons

Welcome!!
Herhaling Present perfect
KL aan de slag
TL uitleg comparisons
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome!!
Herhaling Present perfect
KL aan de slag
TL uitleg comparisons

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

I have lived here for ten years.
She has known him since 2011.

Slide 5 - Tekstslide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 7 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed / -d
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted
live    - lived

Slide 8 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 9 - Tekstslide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 10 - Tekstslide

Ontkenningen maken in de present perfect
zet not tussen have en het voltooid deelwoord
vb
  • he has eaten at a restaurant.
  • he has not eaten at a restaurant.

Slide 11 - Tekstslide


vergrotende trap

more ....

Voorbeeld:
More expensive

Overtreffende trap

most.....

Voorbeeld:
Most expensive

Slide 12 - Tekstslide

Vergelijkingen

Slide 13 - Tekstslide

Vergrotende trap

....-er than

voorbeeld:
old --> older
tall --> taller 
Overtreffende trap

the ....- est

Voorbeeld:
old --> oldest
tall --> tallest 

Slide 14 - Tekstslide

Lettergrepen?

Slide 15 - Tekstslide

1 Lettergreep
Bij woorden met 1 lettergreep plak je -er of -est achter het woord

Let op! Sommige woorden veranderen:
Fit, fitter
Big, bigger
- er
-est
fast, faster, fastest

quick, quicker, quickest

fit, fitter, fittest

strange, stranger, strangest

Slide 16 - Tekstslide

2 lettergrepen:
Woorden met
2 lettergrepen die
eindigen op -le, -er, -ow & -y
pretty, prettier, prettiest
simple, simplersimplest
clever, cleverer, cleverest
Woorden met
2 lettergrepen die NIET
eindigen op -le, -er, -ow & -y

More famous than
The most famous

More careful than
The most careful

Slide 17 - Tekstslide

3 of meer lettergrepen:
Bij woorden met 3 of meer lettergrepen.
Gebruik je 
more ... than
of
the most ........
More terrible than
The most terrible

More popular than
The most popular

More interesting than
The most interesting

Slide 18 - Tekstslide

Uitzonderingen:
Good - Better - Best
Bad - Worse - Worst
Much/Many - More - Most

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

 not as ... as / not so .... as 
Als je wilt zeggen dat iets NIET ZO ...... als iets anders gebruik je not as ... as / not so .... as (net zo ... als)

You're NOT as tall as my brother.
She is NOT as old as her cousin.
Your girlfriend is NOT as pretty as mine.

Slide 21 - Tekstslide

Vergrotende trap van:
Expensive
A
expensive
B
expensiver
C
more expensive
D
much expensiver

Slide 22 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Narrow
A
more narrow
B
narrower
C
much narrow
D
narrow

Slide 23 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Simple
A
simpler
B
more simple
C
much simple
D
the most simple

Slide 24 - Quizvraag

Overtreffende trap van:
Powerful
A
powerful
B
the most powerful
C
powerfuler
D
much powerful

Slide 25 - Quizvraag

Vergrotende trap van:
Quiet
A
more quiet
B
much quiet
C
quieter
D
quiet

Slide 26 - Quizvraag