13.4 Nieren

13.4  Nieren 
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

13.4  Nieren 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitscheiding

13.4: Uitscheiding via de nieren

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lever...

> maakt schadelijke stoffen onschadelijk,
> afbraak overtollige stoffen (stofwisseling)
- de lever geeft (afval)stoffen af aan je bloed,
- afvalstoffen moeten door de nieren uitgescheiden worden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag leer je:
- bouw van de nieren,
- functie van de nieren: filteren van je bloed, 
- twee processen spelen een rol:
> ultrafiltratie
> terugresorptie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren

Taak van de nieren:

  • Afvalstoffen verwijderen uit het bloed (uitscheiding)
  • Constant houden van de osmotische waarde van het bloed en interne milieu


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je veel drinkt in korte tijd is de osmotische waarde in je bloed verhoogd.
Waar
Niet waar

Slide 6 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Als je veel zweet in korte tijd is de osmotische waarde van je bloed verhoogd.
Waar
Niet waar

Slide 7 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bouw van de nier

Nier is opgebouwd uit vier duidelijk te onderscheiden onderdelen:

  • Nierkapsel
  • Nierschors 
  • Niermerg 
  • Nierbekken

Bijnier = hormoonklier die bovenop elke nier ligt

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nieren
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niereenheid (nefron)  -->  Uitleg bioplek

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes ->  nierader  ->

--> onderste holle ader--> Hart




Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vorming van urine

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus (opgerold kluwen slagader) in de holte van het kapsel van Bowman  geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


Door ultrafiltratie --> vorming van voorurine in kapsel van Bowman


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urine

Elke dag produceer je  ±180 liter voorurineNa terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door ultrafiltratie worden stoffen uit het bloed geperst: voorurine.

Vergelijk BINAS 85B.
> Verschil bloedplasma en voorurine?

> Verschil voorurine en urine:
Welke stoffen worden allemaal teruggeresorbeerd? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis

BINAS 85C

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In het dalende deel vooral water.
In het stijgende deel vooral zouten. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt voorurine).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde voorurine daalt)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinewegen

Urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen via nierkelk in nierbekken.

Hier beginnen de urinewegen.

De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:

  • Nierkelken
  • Nierbekken
  • Twee urineleiders
  • Urineblaas
  • Urinebuis

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urineblaas (vesica urinae)


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent ultrafiltratie?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent terugresorptie?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor is de bloeddruk hoger in de glomerulus?
A
de bloeddruk is niet hoger
B
omdat het slagadertje is opgerold tot een kluwen
C
omdat het aanvoerend deel een kleinere diameter heeft
D
omdat het afvoerende deel een kleinere diameter heeft

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorurine bevat
A
ook rode bloedcellen
B
ook rode bloedcellen en eiwitten
C
geen rode bloedcellen, wel eiwitten en aminozuren
D
geen rode bloedcellen en eiwitten. Wel aminozuren

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

alle stoffen worden door passief transport teruggeresorbeerd
A
niet juist
B
wel juist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent nierdrempel?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de afbraak van overtollige eiwitten in je lichaam ontstaat ureum.
Ureum wordt via de urine uitgescheiden.

Hoe heet het orgaan dat overtollige eiwitten afbreekt? En hoe heet het orgaan dat ureum verwijdert uit het bloed?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Lees de afbeelding hiernaast.
In het laboratorium wordt urine van Chiel onderzocht. De uitslagen zijn als volgt:
Glucose :   aanwezig
Eiwit:          afwezig
Bloed:        afwezig
Wat zegt dit over de gezondheid van Chiel? Leg je antwoord uit met behulp van
bovenstaande informatie. 

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zit er geen eiwit, maar wel glucose in je voorurine?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is de concentratie ureum hoger in de urine dan in het bloedplasma?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waterhuishouding
Wanneer de zintuigcellen van de hypo-thalamus een stijgende osmotische waarde van het bloed en een dalende bloeddruk waarnemen, zal er door de hypofyse meer ADH aan het bloed worden afgegeven. Meer water wordt in de nieren onttrokken aan het bloed en de osmotische waarde daalt en de bloeddruk stijgt. Er is sprake van negatieve terugkoppeling. 
In de nier zijn ook bufferstoffen aanwezig om de schommelingen in pH op te vangen (meer/minder H+). Zie ook BINAS 85D.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 89 A en C
Reabsorptie

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homeostase: ADH
hypothalamus
hypothalamus

Slide 40 - Tekstslide

ADH speelt een belangrijke rol bij de resorptie van water in de distale tubulus en de verzamelbuis in de nieren. De V2-receptoren van de nieren dienen als bindingsplaats voor ADH. Door het stimuleren van waterresorptie zorgt ADH ervoor dat er minder water in de urine terechtkomt. Hierdoor wordt de osmolaliteit van urine verhoogd en de osmolaliteit van het bloed verlaagd. Een verlaagde (of verhoogde) osmolaliteit wordt aanvankelijk waargenomen in het achterkwab van de hypofyse. De hypothalamus bevat osmosensoren die verschillen in de osmolaliteit tot 1 procent variatie kunnen waarnemen. Als de osmolaliteit toeneemt, stijgt de vasopressineconcentratie in het bloed. ADH heeft ook een kleine vaatvernauwende werking.
ADH
A
wordt gemaakt in de hypothalamus en opgeslagen in de hypofyse
B
wordt gemaakt en opgeslagen in de hypofyse
C
wordt gemaakt en opgeslagen in de nieren
D
wordt gemaakt en opgeslagen in de hypothalamus

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ADH
A
zorgt voor minder waterkanaaltjes in de verzamelbuisjes
B
zorgt voor meer waterkanaaltjes in de verzamelbuisjes
C
zorgt voor verwijding bloedvat
D
zorgt voor vernauwing bloedvat

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als NaCl en ureum uit de voorurine naar de weefselvloeistof gaan
A
komt er meer water in de voorurine
B
gebeurt er verder niets
C
volgt water door actief transport
D
volgt water door osmose

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is waar?
A
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde,daardoor meer terugresorptie
B
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde, daardoor meer terugresorptie
C
ADH wordt afgegeven bij een hogere osm waarde, daardoor minder terugresorptie
D
ADH wordt afgegeven bij een lagere osm waarde,daardoor minder terugresorptie

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Veel ADH zorgt voor...
A
donkere urine
B
lichte urine

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met welk cijfer wordt op deze dwarsdoorsnede een nier aangegeven?
A
3
B
4
C
5
D
de nier staat er niet bij

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Stap 4:
Stap 5:
Stap 6:
Stap 7:
Sensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde (te weinig water in bloed).

De hypothalamus wordt hierdoor gestimuleerd om ADH te maken en via hypofyse uit te scheiden

Via de hypofyse komt ADH in het bloed.

ADH bereikt de nieren en nieren gaan minder water uitscheiden.

De osmotische waarde van het bloed daalt.

Sensoren in de hypothalamus registeren de lagere osmotische waarde.

De hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies