241212 Werkwoordspelling herhalen

Welkom H2a!
Deze spullen heb ik nodig:

  • iPad
  • Pen/papier
  • spiekbrief
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2a!
Deze spullen heb ik nodig:

  • iPad
  • Pen/papier
  • spiekbrief

Slide 1 - Tekstslide

Boekopdracht - interview
Inleiding:
Historische context

Middenstuk:
Interview met de hoofdpersoon (10 vragen)

Slot:
Trek conclusies: komt het boek overeen met de werkelijkheid?
Inleverdatum: vrijdag 17 januari
Magister

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen (10 min)
  • Oefenen werkwoordspelling klassikaal (15 min)
  • Extra uitleg / zelfstandig oefenen (15 min)
  • Oefentoets werkwoordspelling (30 min)
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de juiste VORM en SPELLING?
Opdracht 1: noteer VORM en SPELLING
  1. Wat is er gisteren ..... (gebeuren) dat jij nu niet kan .... (gymen)? 
  2. Bij LO spelen we altijd voetbal. Er .... (worden) nooit ...... (volleyballen).
  3. Gister heeft mijn broer ..... (daten).
  4. Waarom heb je dat bestand ...... (deleten)?!
  5. Paul ..... (replyen) de mailtjes die hij krijgt altijd meteen.
  6. ".... (houden) nou eens op met dat geklaag!"

Opdracht 2: Leg het verschil in betekenis van de volgende zinnen uit:
  1. De stratenmakers verbreden de weg.
  2. De stratenmakers verbreedden de weg.
timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen (10 min)
  • Oefenen werkwoordspelling klassikaal (15 min)
  • Extra uitleg / zelfstandig oefenen (15 min)
  • Oefentoets werkwoordspelling (30 min)

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen
Opdracht
Cursus 7 - §15 (mixopdrachten)



Hoe: Alleen
Wat: iPad

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoordspelling herhalen
Hoe herken ik nu de juiste vorm?

Stap 1: Is het een persoonsvorm?








Tegenwoordige tijd (vorm 1) of verleden tijd (vorm 2)?
Is het vorm 3, 4, 5, 6 of 7?
JA
NEE

Slide 7 - Tekstslide

Geen persoonsvorm?
3. Infinitief = het hele werkwoord. De persoonvorm is dan vaak het werkwoord willen/kunnen/moeten/zullen/gaan.

4. GW = bevel/waarschuwing/advies. Er is geen onderwerp!

5. VD = vaak met ge-, be-, ver-. Altijd in combinatie met het werkwoord hebben/zijn/worden

6. OD = op welke manier gebeurt er iets? Is GEEN onderdeel van wat het onderwerp aan het doen is.

7. BN = is geen werkwoord meer. Zegt iets over een zelfstandig naamwoord.


Slide 8 - Tekstslide

IK LOOP!
2. PVVT = Ik liep.

3. Infinitief
= Ik ga LOPEN.

4. GW = LOOP door!

5. VD = Ik heb GELOPEN

6. OD = Ik ga naar school >> Ik ga LOPEND naar school.

7. BN = De band staat stil >> De LOPENDE band staat stil.


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de juiste VORM en SPELLING?
Opdracht 1: noteer VORM en SPELLING
  1. Ik heb mij nog nooit ..... (vervelend).
  2. .....(gebeuren) er überhaupt ooit iets spannends?
  3. Op vrijdagen .... (bezorgen) hij pakketjes.
  4. Hij heeft vrijdag pakketjes ..... (bezorgen).

Opdracht 2: Schrijf met elk werkwoord een zin.
  1. verhuist
  2. verhuisd
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Stil lezen (10 min)
  • Oefenen werkwoordspelling klassikaal (15 min)
  • Extra uitleg / zelfstandig oefenen (15 min)
  • Oefentoets werkwoordspelling (30 min)

Slide 11 - Tekstslide

Oefenen
Opdracht
Maak de oefentoets en kijk deze zelf na.

Oefen daarna verder:
Cursus 7 - §15
Cursus 7 - trainen

Hoe: Alleen
Wat: iPad

timer
25:00

Slide 12 - Tekstslide