In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hfd-4 Pruiken en revoluties
De oefentoets
(26 vragen)
Slide 1 - Tekstslide
Bij welke kenmerkende aspecten horen de voorbeelden?
Rationeel optimisme en Verlicht denken dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Het begin van staatsvorming en centralisatie
Montesquiue
Gewetensvrijheid
Recht om vorst af te zetten als deze de rechten van de burgers niet respecteert
natuurlijke rechten
Tijdvak 7
Tijdvak 6
Slide 2 - Sleepvraag
.
Welk kenmerkend aspect hoort bij tijdvak 7?
A
de Reformatie en de splitsing van de christelijke kerk
B
het begin van staatsvorming en centralisatie
C
het streven van vorsten naar absolute macht
D
geen van de genoemde kenmerkende aspecten is juist
Slide 3 - Quizvraag
“De regeringsvorm waarin een persoon, vaak een vorst of koning, de volledig macht in handen heeft en geen verantwoording schuldig is tegenover zijn onderdanen of een parlement”.
Welk begrip past bij bovenstaande zin?
A
absolutisme
B
Verlichting
C
Revolutie
D
Eed op de Kaatsbaan
Slide 4 - Quizvraag
KA 27: rationeel optimisme en verlicht denken dat
A
werd toegepast in het ancien regime en op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
B
werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
C
werd toegepast met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
D
zorgde voor oproer en tumult in West-Europa in de achttiende eeuw
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van verlicht denken?
A
Het bestuur in handen van de adel.
B
De bijbel niet zien als de belangrijkste bron van kennis.
C
De uitvinding van de stoommachine.
D
De uitvinding van nieuwe oorlogsvoertuigen, zoals de tank.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe vergrootte Lodewijk XIV zijn macht
Slide 7 - Open vraag
Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
Slide 8 - Open vraag
Noem ten minste twee hervormingen die minister Colbert heeft doorgevoerd.
Slide 9 - Open vraag
Wat is absolutisme?
Slide 10 - Open vraag
Wat is het verschil tussen verlicht absolutisme en absolutisme?
Slide 11 - Open vraag
Wat is de 'Verlichting?'
A
Uitvinding van de straatlantaarns
B
Rationeel denken en kennis werden belangrijker werd dan geloof
C
Steeds meer uitvindingen die het geloof helpen de bijbel te verklaren
D
Het schrijven van een nieuwe vertaling van de bijbel
Slide 12 - Quizvraag
Waren de verlichte denkers hier voor of tegen?
Verlichters zijn voor
Verlichters zijn tegen
Vrijheid van meningsuiting
Gelijke rechten voor iedereen
Vrijheid van godsdienst
Ongelijkheid
Slide 13 - Sleepvraag
Verlichting
tegenstanders van Verlichting
Mazarin
Montesquieu
Rousseau
Lodewijk XIV
Diderot
Slide 14 - Sleepvraag
Alle verlichte denkers waren atheïsten, geloofden niet in God
Waar
Niet waar
Volgens de verlichting moest de onwetendheid licht brengen in de duisternis van de rede.
Verlichte denkers wilden alles met hun gevoel begrijpen.
De verlichting was een gevolg van de wetenschappelijke revolutie in de 17e eeuw.
De verlichting ontstond in Westerse landen.
Verlichte denkers vonden dat God niet meer moest ingrijpen in het leven.
Slide 15 - Sleepvraag
Wanneer was de verlichting? Sleep naar het juiste tijdvak!
De verlichting
Slide 16 - Sleepvraag
Wat heeft geen bijdrage geleverd tot het uitbreken van de Franse Revolutie?
A
Er was een misoogst, hierdoor was erge hongersnood onder het volk wat hun woedend maakte.
B
De verlichting filosofen verspreidde hun ideeën over de samenleving en de rol van burgers hierin.
C
De Franse Koning leefde een veel te duur leven terwijl het normale volk in armoede leefde.
D
De guillotine werd uitgevonden en gebruikt om duizenden normale burgers te onthoofden, hier was het volk boos over geworden.
Slide 17 - Quizvraag
Hoe werden de ideeën van de verlichting verspreid?
A
Deze ideeën werden gedrukt in boeken en kranten.
B
Er werd op de radio verteld over deze ideeën.
C
Universiteiten gingen lesgeven over de ideeën.
D
Verlichtte denkers bespraken de ideeën in salons.
Slide 18 - Quizvraag
In Nederland bestaat de trias politica. De trias politica betekent....
A
de invloed van politieke partijen
B
de mensenrechten en plichten.
C
de scheiding der machten.
D
vrije en geheime verkiezingen.
Slide 19 - Quizvraag
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Controlerende macht
D
Wetgevende macht
Slide 20 - Quizvraag
Het 'sociaal contract' van Rousseau gaat over:
A
de gelijkheid tussen burgers
B
natuurlijke rechten voor iedereen
C
de relatie tussen vorst en volk, macht komt van het volk
D
vrijheid voor iedereen
Slide 21 - Quizvraag
Wat waren de belangrijkste ideeën van Rousseau?
A
De natuurlijke vrijheid van alle mensen
B
Het sociaal contract
C
De onfeilbaarheid van de kerk
D
De absolute macht van de staat
Slide 22 - Quizvraag
Trias Politica werd bedacht door:
A
John Locke
B
Jean-Jacques Rousseau
C
Spinoza
D
Charles de Montesquieu
Slide 23 - Quizvraag
Wie was Robespierre?
A
de koning van Frankrijk
B
een verlicht denker
C
een leider ten tijde van de derde fase
D
de bedenker van de guillotine
Slide 24 - Quizvraag
Hoe noemen we de periode onder Robespierre?
A
Schrikbewind
B
Dictatuur
C
Absolutisme
D
Terreur
Slide 25 - Quizvraag
Wat gebeurde er in juli 1794 met Robespierre?
A
Gepromoveerd en geëerd
B
Ontslagen en verbannen
C
Gearresteerd en terechtgesteld
D
Vrijgelaten en beloond
Slide 26 - Quizvraag
Wat gebeurde er bij de Eed op de Kaatsbaan?
Slide 27 - Open vraag
De Bestorming van de Bastille betekende de start van de Franse Revolutie. Wanneer (jaar, maand en datum) vond de Bestorming van de Bastille plaats?