Herhaling grammatica K2

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Herhaling grammatica en woorden K2

check woordenschat

der Arm

der Mund

der Nase

der Körper

der Hals

der Bauch

de hooi-

koorts

de verkoud-

heid

de spier- 

pijn

de ziekte

de pijn

de koorts

die Krank-heit

die Schmerzen

der Muskel-kater

die Erkältung

das Fieber

der Heu-schnupfen

Grammatik K2 

Doel: Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in 3e en 4e naamval gebruiken (na ontleden).

Nominativ - 1e naamval 

ik

jij

hij

zij e.v.

wij

jullie

het

u

zij m.v.

ich

ihr

er

es

wir

du

sie e.v

Sie

sie m.v.

van Nominativ (1e naamval) naar Akkusativ (4e naamval)

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

euch

mich

dich

ihn/sie/es

uns

sie/Sie

Dativ - 3e naamval 

mij

jou

hem

jullie

haar

ons

het

hen

u

mir

uns

ihm

ihm

ihr

dir

euch

ihnen

Ihnen

welke naamval wanneer?

onderwerp > 1e naamval > Nominativ

meewerkend voorwerp > 3e naamval > Dativ

lijdend voorwerp > 4e naamval > Akkusativ

Op welke volgorde ontleed je een zin?

1

2

3

4

Gezegde

Onderwerp

Lijdend voorwerp 

Meewerkend voorwerp 

Hoe vind je het gezegde?

Hoe vind je het onderwerp? Welke vraag moet je stellen?

Hoe vind je het lijdend voorwerp? Welke vraag moet je stellen?

Hoe vind je het meewerkend voorwerp? Welke vraag moet je stellen?

Wat is het gezegde in deze zin?

Sie hat mir einen Kuchen gebacken.

1. Sie
2. einen Kuchen
3. hat ... gebacken
4. mir

Wat is het onderwerp in deze zin?

Sie hat mir einen Kuchen gebacken.

1. Sie
2. einen Kuchen
3. hat ... gebacken
4. mir

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Sie hat mir einen Kuchen gebacken.

1. Sie
2. einen Kuchen
3. hat ... gebacken
4. mir

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Sie hat mir einen Kuchen gebacken.

1. Sie
2. einen Kuchen
3. hat ... gebacken
4. mir

"spiekbriefje" 

Pak voor de volgende vragen gerust je boek of de powerpoint er even bij als spiekbriefje.

Könnt ihr ... (mij) hören?

1. ich
2. mir
3. mich

Wir sehen ... (jou).

1. du
2. dir
3. dich

Wir hören ... (jou).

1. du
2. dir
3. dich

Könnt ihr ... (mij) sehen?

1. ich
2. mir
3. mich

Ich verstehe ... (jullie) nicht.

1. ihr
2. euch

Ich habe ... (hem) gestern gesehen.

1. er
2. ihm
3. ihn

Sie kann ... (jou) den Weg zeigen.

1. du
2. dir
3. dich

Ich werde ... (haar) morgen besuchen.

1. sie
2. ihr

Ich habe ... (u) das Geschenk gegeben.

1. Sie
2. Ihnen

Lesdoel bereikt?
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord in 3e en 4e naamval gebruiken (na ontleden) gebruiken.

1. Ja, ik kan het!
2. Nee, ik snap het niet!
3. Nog oefenen/leren... dan komt het goed!
4. Ja, ik denk het wel!

Einde