Thema 9 Blok 2 Vervoer

Thema 9 Grondstoffen
Blok 2 Vervoer
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 9 Grondstoffen
Blok 2 Vervoer

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen in les 1? 
Agenda invullen of opdrachten aanvinken
Les 1:  Infrastructuur
Lezen: ‘Waar gaat dit blok over?', ‘Kanalen', ‘Tol betalen', ‘Spoorwegen'. p. 32, 33, 37 & 38. 
Keuze:
1: Opdrachten maken: 2, 3c, 4ab, 5ad, 6bd, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13a, 14, 15, 17, 18, 19, 20, 22 en 23.
2: Samenvatting teksten maken en verkorte opdrachtroute.
3: Kennen en kunnen uitschrijven en verkorte opdrachtroute.
( verkorte opdrachtroute: 2ade, 4ab, 5d, 6bd, 7de, 8c, 9ad, 10cd, 11, 12a, 13a, 14a, 15bc, 17a, 18, 20a en 23)

Verdiepingsopdracht 16
Maken: 2, 3c, 4ab, 5ad, 6bd, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13a, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22 en 23.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen van deze les
Aan het einde van deze les kun je uitleggen:
  • waarom Willem I de infrastructuur verbeterde en op welke manieren hij dat deed;
  • het gebruik van vervoermiddelen in Nederland in de juiste tijdsvolgorde plaatsen;
  • wat er veranderde door de komst van de (stoom)trein;
  • hoe het leven van mensen veranderde in de negentiende eeuw;
  • Wat tol betalen inhoudt. 

Slide 3 - Tekstslide

Waar gaat dit blok over? 
Industrialisatie veranderde het Nederlandse landschap. 

Nieuwe uitvindingen op het gebied van vervoer maakte reizen sneller en makkelijker. Kanalen en spoorlijnen verschenen.

Tegenwoordig reis je in een paar uur van Groningen naar Maastricht. Dit duurde vóór de industriële revolutie een week. 

Slide 4 - Tekstslide

Kanalen
  • Willem I wilde dat Nederland, net als Engeland zou industrialiseren. Fabrieken, spoorlijnen  en stoommachines. 
  • Nederland zou zo welvarender zou worden. Hiervoor moest wel de infrastructuur verbeterd worden.  
  • Vanaf 1819 werd het Noord-Hollands Kanaal gegraven zodat schepen de haven van Amsterdam, via Den Helder,  konden bereiken.  Andere kanalen volgden snel...
Lees zelfstandig Kanalen op blz 33

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Spoorwegen
  • Fabrieken hadden steenkool en ijzererts nodig. Nederland importeerde  deze grondstoffen vanuit het buitenland. 
  • Het vervoer van deze goederen werd goedkopen door de aanleg van spoorlijnen
  • De eerste stoomtrein reed in 1839 tussen Haarlem en Amsterdam. 
  • Eind 19e eeuw is de trein het belangrijkste vervoermiddel in Nederland. 
Lees Spoorwegen op blz. 38

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Tol betalen
  • Vroeger waren wegen vaak particulier bezit (= bezit van persoon of bedrijf) om gebruik te maken van deze wegen betaalde je meestal tol.
  • Reizen duurde hierdoor erg lang, je moest steeds stoppen. 
  • Tegenwoordig betaalt de overheid voor de infrastructuur.
  • Wel zijn er tegenwoordig nog bruggen en tunnels waar je tol  moet betalen. Dit heeft te maken met de kosten van deze infrastructurele werken. 
Lees Hier en Nu Tol betalen op blz 37

Slide 9 - Tekstslide

Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 10 - Quizvraag

Koning Willem I kreeg de bijnaam 'koning-koopman'. Wat betekent die naam?
A
Dat Willem I veel spullen kocht.
B
Dat Willem I veel deed voor de handel.
C
Dat Willem I erg rijk werd.
D
Dat Willem I een absolute koning was.

Slide 11 - Quizvraag

Wat deed Willem I om de Nederlanden te moderniseren?
A
Aanleggen van wegen, kanalen en spoorwegen.
B
Subsidies geven aan fabrieken.
C
De koloniën vielen nu onder direct bestuur van Nederland, geen VOC en WIC
D
Hij richtte de Nederlandse Handelsmaatschappij op

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer werd de eerste spoorlijn geopend?
A
In 1839
B
In 1939
C
In 1739
D
In 2039

Slide 13 - Quizvraag

De eerste spoorlijn in Nederland werd aangelegd tussen
A
Amsterdam en Utrecht
B
Amsterdam en Rotterdam
C
Amsterdam en Den Haag
D
Amsterdam en Haarlem

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Een leerdoel van deze les is:
Het gebruik van vervoermiddelen in Nederland
in de juiste tijdsvolgorde plaatsen.
Bekijk het filmpje en beantwoord deze vraag.

Slide 16 - Open vraag

Leerdoelen les 2
 Je kan na deze les uitleggen: 
  • Wat nationalisme is
  • Hoe een betere infrastructuur ervoor zorgde dat mensen zich verbonden voelden;
  • Vijf manieren noemen waarom Willem I het nationalisme stimuleerde;

 
 

 

-de tol.

Slide 17 - Tekstslide

Eén land, één volk
  • Willem I werd in 1815 koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Maar inwoners voelden zich geen Nederlander.
  • Door de verbeterde infrastructuur voelden mensen zich meer met elkaar verbonden. 
  • Willem I wilde dat Nederlanders trots waren op hun land =>  nationalisme 
  • Geschiedenisverhalen, musea, kastelen en monumenten dragen bij aan dezeNederlandse trots.
  • Op scholen spraken kinderen voortaan verplicht de  Nederlandse taal.

Nationalisme was een verschijnsel dat in heel Europa voorkwam in de 19e eeuw
We lezen blz 41 Eén land, één volk. 

Slide 18 - Tekstslide

Wie was de allereerste koning
of koningin van Nederland?
A
Willem van Oranje
B
Willem I
C
Wilhelmina
D
Prins Willem V

Slide 19 - Quizvraag


A
Lokalisme
B
Regionalisme
C
Nationalisme
D
Hooligans

Slide 20 - Quizvraag


Welk begrip wordt bedoeld?
A
antisemitisme
B
nationalisme
C
militarisme
D
modern imperialisme

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet deze toeristische attractie in Amsterdam?
A
Mauritshuis
B
Kröller-Müller Museum
C
Rijksmuseum
D
NEMO Amsterdam

Slide 22 - Quizvraag

Nieuwe vervoersmiddelen
Verplaatsen door de eeuwen heen:
Lopen, paard en wagen, trekschuit, stoomtrein en trams, auto.
Door gebruik van stoommachines werd de relatieve afstand kleiner
Mensen konden sneller en beter reizen
Infrastructuur ( ook de telefoon 1883) verbeterde en men kreeg meer verbinding met het land
Enige nadeel: Wielen waren nog van hout of ijzer. Pas veel later werden rubberbanden uitgevonden.

Slide 23 - Tekstslide

Rotterdam
Rotterdam is de grootste haven van Europa en een belangrijke doorvoerhaven.
Massagoederen, zoals graan.
Stukgoederen, zoals fietsen of telefoons.
Verschil: Massagoederen worden los in het ruim van een schip geladen, stukgoederen zijn per stuk verpakt.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video