V2B intro Japie 1 & Japie 2
1 / 42
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Qui est Japie?
A
Japie est un homme.
B
Japie est fatigué
C
Japie est un garçon.
D
Japie aime les jeux vidéo.
Slide 9 - Quizvraag
Japie va à l'école?
A
Oui Japie va à la Vinse School.
B
Non, Japie ne va pas à l'école.
C
Oui, Japie a beaucoup d'amis.
D
Non, Japie n' a pas beaucoup d'amis.
Slide 10 - Quizvraag
Est-ce que Japie a beaucoup d'amis?
A
Oui, beaucoup.
B
Non, pas beaucoup.
Slide 11 - Quizvraag
Japie aime ...
A
le foot
B
ses amis
C
jouer aux jeux vidéos
D
dormir
Slide 12 - Quizvraag
Quel est le problème de Japie?
A
Le soir il est fatigué.
B
Le matin il est fatigué.
C
Il est toujours fatigué.
D
Il n'est pas fatigué.
Slide 13 - Quizvraag
Est-ce que Japie a un alarme sur son I-phone?
A
oui
B
non
Slide 14 - Quizvraag
Il veut arriver à l'heure!!!
Wat betekent dat?
Wat betekent dat?
A
Hij wil op de fiets naar school.
B
Hij wil stoppen met gamen.
C
Hij wil op school arriveren.
D
Hij wil op tijd komen.
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Video
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
il va =
A
hij gaat
B
hij is
Slide 20 - Quizvraag
Il y a =
A
hij gaat erheen
B
er is, er zijn
Slide 21 - Quizvraag
Il aime =
A
zij vindt
B
zij houdt van
C
hij vindt
D
hij houdt van
Slide 22 - Quizvraag
jouer aux jeux vidéo
A
morgen een video kijken
B
video spelletjes spelen
Slide 23 - Quizvraag
Il joue .... (vaak) aux jeux vidéos
A
souvent
B
parfois
C
aussi
D
jamias
Slide 24 - Quizvraag
Il .... (houdt van) jouer aux jeux vidéo.
A
aimer
B
aime
C
donner
D
donne
Slide 25 - Quizvraag
Quand il a joué avec ses amis?
A
hier soir
B
demain soir
C
aujourd'hui
D
hier matin
Slide 26 - Quizvraag
Pourquoi c'était un problème?
A
Parce qu'il avait un interro.
B
Parce qu'il était tout rouge.
C
Parce qu'il voulait avoir un interro.
D
Parce qu'il n'avait pas un interro.
Slide 27 - Quizvraag
Comment étaient les garçons? Ils étaient .... (moe en bleek).
Slide 28 - Open vraag
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Il dort ...
A
Hij gaapt
B
Hij slaapt
C
Hij gamed
D
Hij wint
Slide 33 - Quizvraag
Il dort bien!
A
Hij wint!
B
Hij slaapt slecht!
C
Hij slaapt goed!
D
Hij gaat naar school!
Slide 34 - Quizvraag
Il peut aller à l'école.
A
Hij kan naar school gaan.
B
Hij kan niet naar school gaan.
C
Hij wil naar school gaan.
D
Hij wil niet naar school gaan.
Slide 35 - Quizvraag
Il ne peut pas aller à l'école.
A
Hij kan prima naar school gaan.
B
Hij kan niet naar school gaan.
C
Hij moet van zijn moeder naar school gaan.
Slide 36 - Quizvraag
Japie doit aller à l'école.
A
Japie moet naar school gaan.
B
Japie wil naar school gaan.
Slide 37 - Quizvraag
Japie joue à Mindcraft toute la nuit.
A
Japie mag geen Mindcraft meer spelen.
B
Japie speelt de hele nacht mindcraft.
Slide 38 - Quizvraag
Ils ont le même problème: ils sont fatigués!
A
Hij heeft hetzelfde probleem.
B
Zij hebben hetzelfde probleem.
Slide 39 - Quizvraag
Japie a joué à mindcraft toute la nuit.
A
Japie heeft mindcraft gespeeld.
B
Japie speelt de hele nacht mindcraft.
C
Japie gaat de hele nacht mindcraft spelen.
Slide 40 - Quizvraag
Il avait un interro pour les maths.
A
Hij had een overhoring voor wiskunde.
B
Hij heeft straks een overhoring voor wiskunde.
Slide 41 - Quizvraag
Mais il était trop fatigué.
A
Maar hij was te moe.
B
Maar hij is te moe.
