4.0 bespreking examenoefening I 3F

PROGRAMMA NEDERLANDS JAAR 2 
Voorbereiding op de examens:

1.        Schrijven    (1x)                                         → december   (Schrijfdossier)
2 + 3. Lezen en Luisteren     (2x)                    → januari, februari 2024
4 + 5. Spreken en Gesprekken voeren (1x) → maart, april 2024

Je hebt Nederlands tot medio maart 2024. 


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

PROGRAMMA NEDERLANDS JAAR 2 
Voorbereiding op de examens:

1.        Schrijven    (1x)                                         → december   (Schrijfdossier)
2 + 3. Lezen en Luisteren     (2x)                    → januari, februari 2024
4 + 5. Spreken en Gesprekken voeren (1x) → maart, april 2024

Je hebt Nederlands tot medio maart 2024. 


Slide 1 - Tekstslide

Schrijfexamen 3F
Het schrijfexamen op niveau 3F is een test van je schrijfvaardigheid in het Nederlands.

   Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven.
   Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor twee schrijfopdrachten.
   Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. Ga daarom niet erg uitweiden/veel meer schrijven dan de opdracht van jou vraagt. 


Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG
.. gaat over wat lastig werd gevonden bij het schrijven.


Je kreeg 30 minuten voor 1 schrijfopdracht. Was je binnen die tijd klaar? 



Slide 3 - Tekstslide

DE SCHRIJFOPDRACHT
Ben jij razend enthousiast over jouw favoriete stad en ken je alle leuke plekken en activiteiten? Word dan stadsgids! Als stadgids leid je mensen rond door jouw stad, laat je ze bijzondere plekken zien en geef je ze verrassende informatie. 
timer
30:00

Slide 4 - Tekstslide

OPHALEN
De titel en ook tussenkopjes krijgen geen punt, komma of dat soort dingen. Wat wel mag is een vraagteken of een uitroepteken. 

Een zin sluit je af met een punt. 

Vóór een signaalwoord staat een komma → omdat, doordat, vanwege, ook, maar, 
Truc: lees de zin in je hoofd na. Daar waar je een adempauze neemt, hoort een komma. 

Slide 5 - Tekstslide

OPHALEN
Een sollicitatiebrief kent alinea's. Elk (deel)onderwerp heeft een eigen alinea. Binnen die alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door. 

Uitdrukking: naar aanleiding van. 

Landen, plaatsen en talen krijgen een hoofdletter. Eigennamen ook. 
En mevrouw, meneer, namen van dagen, maanden, jaren? 

Slide 6 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Kijk goed naar wat er in de opdracht staat. Aan wie richt je jouw sollicitatie, bijvoorbeeld? Neem vooral de woorden over die in de opdracht staan. Staat er stadstour, dus als één woord met tussen -s, schrijf dat dan ook in jouw tekst. Stadsomroeper. Stadsbus.

Een opleiding volg je. 'Ik volg de opleiding tot hovenier'. 

Vraagje: schrijf je een sollicitatiebrief in alinea's en tussenkopjes? 



Slide 7 - Tekstslide

ONTHOUDEN
'Sommige' gebruik je voor dingen.
'Sommigen' schrijf je als het om mensen gaat. 
Hetzelfde gaat op voor 'andere - anderen', 'beide - beiden'. 
Voorbeeld: 'de meeste mensen - de meesten'
'beide boeken staan in de boekenkast - beiden stapten uit de auto'


Schrijf cijfers tot twintig uit. Twee in plaats van 2. Negentien i.p.v. 19. 
Afkortingen ook uitschrijven ;) → M.a.w. wordt met andere woorden.

Slide 8 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Als je eetgelegenheid bedoelt en ook drinkgelegenheid, dan vindt het Nederlands het heel prettig om het zuinig te doen: je krijgt dan eet- en drinkgelegenheid. Dus in plaats van een heel woord, krijg je een verbindingsstreepje. 
Koek- en zopietent. Binnen- en buitenland. 

Jij weet altijd meer dan de lezer (BBL, opleiding Groen): licht toe. 

Schrijf doelgroepgericht! De vacature is er, omdat die mensen iemand zoeken. Niet omdat het jou goed uitkomt. 

Slide 9 - Tekstslide

ONTHOUDEN
(onderwerpsregel) Sollicitatie naar de vacature van hovenier

'Heel erg uniek'. 'De klant en de mensen'. 'Me verhaal'. 
Valt iets op? 

Spelling: hbo, mbo, de opleiding Groen, de functie hovenier.

De verwijswoorden. Deze, die, dat, wat. Wanneer gebruik je welk verwijswoord?
meisje; jongen; zusje; tafel; gezichten; tasje.

Slide 10 - Tekstslide

ONTHOUDEN
Als je opsomt of iets uitlegt, dan hoort daar een dubbele punt bij. Je kunt ook een komma zetten en 'zoals' schrijven. → : zoals is dubbelop en dus niet goed. 


Géén komma voor het voegwoord [en] + [of].


Bijlage: cv (zonder punt erachter)
Wat staat er in de cv? Schrijf je dat ook in jouw sollicitatiebrief? 

Slide 11 - Tekstslide

TIPS
Lees jouw tekst altijd na. Dan merk je of je iets vergeten hebt, zoals een punt aan het einde van de zin. Of een woord. Of je komt erachter dat je wel erg vaak 'ook' schrijft. Afwisselen! Lees de opdracht ook altijd goed door en doe dat in elk geval nog een keer na afloop, om te controleren of je alles hebt uit de opdracht.
- Jat woorden uit de opdracht. Je mag ervan uitgaan dat die goed geschreven zijn. 

Let erop hoe een bedrijf z'n eigen naam schrijft. Zo schrijf jij 'm ook. 
► Hoe schrijft de onderwijsinstelling waar je studeert haar naam? 

Schrijf actief, in de tegenwoordige tijd. 

Slide 12 - Tekstslide

TOPS
Woordkeuze: een nazomerse dag, een zacht prijsje, van pas komen bij, geboren en getogen, sowieso, competenties, monumentale gebouwen, op die manier, een reikende hand, uitlichten, leervermogen. 

De informatie in de alinea's. 
De werkwoordspelling.
De meeste afsluitende zinnen en de meeste openingszinnen.
Géén <hun> als onderwerp (applaus).

NB waar ben je de vacature tegengekomen? Heb je van tevoren gebeld? 
► noemen!




Slide 13 - Tekstslide

EINDE VAN DE LES

Slide 14 - Tekstslide