gaswisseling, bloedsomloop en uitscheiding

gaswisseling, bloedsomloop en uitscheiding
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

gaswisseling, bloedsomloop en uitscheiding

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

longblaasjes
gaswisseling door diffusie

snelheid bepaald door:
verschil 02-concentratie/o2druk
verschil co2-concentratie/co2druk
diffusieafstand
diffusieoppervlakte

dode ruimte

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gecontroleerd ademen
ademcentrum

meting door chemoreceptoren in aortawand

daalt co2 en daalt ph --> sneller ademhalen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

astma heeft verandering diffusieafstand

longemfyseem heeft verandering in diffusieoppervlak

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BINAS 84C kransslagader geeft zuurstof aan het hart

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartfasen
BINAS 84D

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gaswisseling
hemoglobine bindt o2 en co2
bij binding co2 aan hemoglobine ontstaat hco3-
bij afstaan co2 bij de longen ontstaat het bijproduct water

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weefselvloeistof

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gal
rode bloedcellen afgebroken door lever en milt. lever slaat ijzerionen voor HB tijdelijk op. HB wordt gemaakt in rode beenmerg.
Extra HB gebruikt lever voor afvalstof bilirubine
Gal= bilirubine + galzure zouten (uit cholesterol). Dat emulgeert vet. 

galstenen zijn klontjes van verdikt gal

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functies lever
  • regeling concentratie koolhydraten in het bloed. glucose wordt opgeslagen als glycogeen
  • eiwitten gebruiken om bloedeiwitten te maken, of om aminozuren om te zetten in andere soorten aminozuren
essentiële aminozuren moet je binnen krijgen met voeding
niet essentiële aminozuren kan jou lever omzetten.
overschot aan aminozuren worden afgebroken, ontstaat afvalstof ureum
  • vetachtige stoffen gebruiken om fosfilipiden te maken en cholesterol.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming van urine

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus (opgerold kluwen slagader) in de holte van het kapsel van Bowman  geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


Door ultrafiltratie --> vorming van voorurine in kapsel van Bowman


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt voorurine).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde voorurine daalt)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

homeostase: ADH
hypothalamus
hypothalamus

Slide 21 - Tekstslide

ADH speelt een belangrijke rol bij de resorptie van water in de distale tubulus en de verzamelbuis in de nieren. De V2-receptoren van de nieren dienen als bindingsplaats voor ADH. Door het stimuleren van waterresorptie zorgt ADH ervoor dat er minder water in de urine terechtkomt. Hierdoor wordt de osmolaliteit van urine verhoogd en de osmolaliteit van het bloed verlaagd. Een verlaagde (of verhoogde) osmolaliteit wordt aanvankelijk waargenomen in het achterkwab van de hypofyse. De hypothalamus bevat osmosensoren die verschillen in de osmolaliteit tot 1 procent variatie kunnen waarnemen. Als de osmolaliteit toeneemt, stijgt de vasopressineconcentratie in het bloed. ADH heeft ook een kleine vaatvernauwende werking.