09-01-2022 Medicatiebewaking IA 7e lesweek

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe was je
vakantie?
Hoe was je vakantie?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het leukste wat je hebt gedaan?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil jij veranderen aan je leefstijl dit jaar ?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Interacties

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor succes:

-  Je bent op tijd in de les.
- Je zorgt dat je de benodigde lesmaterialen bij je hebt           laptop mee
- Je hebt de (huiswerk)opdracht gemaakt, zodat je weet of je de theorie begrijpt en vragen kunt stellen over dingen die je niet begrepen hebt !!!
- Je telefoon staat op stil en zit in je tas.
- Je tas staat op de grond. 
- Je hebt geen oortjes/koptelefoons.
- Je hebt luistert tijdens de uitleg.
- Je maakt aantekeningen.




 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen
- Medicatiebewaking, wat komt daar bij kijken?
- Opdracht 'Medicatiebewaking, volg de richtlijn. 
- Uitleg over het ontstaan van interacties
-  Opdracht 'Interacties' 

Lesdoelen:
- Je kunt het verschil tussen medicatiebewaking en medicatiebegeleiding aangeven. 
- Je weet waarom de richtlijnen belangrijk zijn en waar je kunt ze vinden.
- Je  weet op welke manier interacties ontstaan 
- Je kent de 
- Je  weet waar je informatie kunt vinden over het afhandelen van interacties

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatiebewaking

Slide 8 - Woordweb

Waar let je op bij Medictiebewaking?
arts, datum, recepteisen, gnm, sterkte, soort tabl. aantal, dosering (geen uc), indicatie (23 verplicht). 
Medicatiebegeleiding

Slide 9 - Woordweb

Waar let je op bij Medictiebegeleiding?
patiënt centraal, bgn, VI-folder. 
In gesprek met de patient. Richtlijn consultvoering.
Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met een opdracht
 "Medicatiebewaking, volg de richtlijn"
timer
20:00
Durf je vragen te stellen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interacties zijn......
A
een reden om een gnm niet te gebruiken
B
een reden om een gnm wel te gebruiken
C
een ongewenste werking
D
een ongewenste wisselwerking tussen 2 gnm

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke gevolgen hebben interacties?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

- Meer of ernstigere bijwerkingen
- Mindere werking
- Versterkte of verlengde werking 

Slide 14 - Tekstslide

Interacties kunnen op verschillende manier ontstaan. Iedere stof heeft chemische eigenschappen die kunnen worden beïnvloed. 
Opname, verwerking van het gnm spelen hierbij een rol. Stukje kinetiek (hfst 3) speelt hierbij een belangrijke rol. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1-In het maag-darmstelsel
  • Chemische en natuurkundige reacties die absorptie beïnvloeden 
  • Beïnvloeding darmpassage bijv. opioïden

 

Welke voorbeelden kun je hierbij noemen?

Slide 16 - Tekstslide

In het maagdarmkanaal kan de opname in het bloed door chemische reacties verminderd worden. Opname kan ook veranderd worden door verandering in peristaltiek van de darmen. 
Laxeermiddelen, verstopping, of gnm die chemische verbindingen aangaan. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2- Binding aan bloedeiwitten
Transport van het gnm ontstaat door op te lossen het bloed of door zich te binden aan bloed- of plasma-eiwitten

 

Het ene gnm bindt zich sterker aan bloedeiwitten dan een ander gnm → er ontstaat competitie om bindingsplaat op het eiwit

Slide 19 - Tekstslide

Bij binding aan bloedeiwitten hangt de werking niet af van de totale concentratie in het bloed, maar van de concentratie aan vrij circulerend gnm. 
Strijd om wie zich bindt. Gnm dat verdrongen wordt circuleert dan in grotere hoeveelheden vrij in het bloed. 
3- Versterkte werking
Geneesmiddelen die op dezelfde plek in het lichaam werken of bijwerkingen geven, versterken elkaar (pseudo-dubbelmedicatie)

 

Welk voorbeeld kun je hierbij noemen?

Slide 20 - Tekstslide

Sederende middelen. Ook in combinatie met alcohol. 
Gnm die werking/bijwerking hebben op hart en bloedvaten geven groter kans op interacties met gnm die juist voor hart- en vaatziekten worden voorgeschreven. 
Diuretica die direct werking hebben op de nieren, veroorzaken uitscheiding van zouten, daarbij gaat kalium verloren, hart gevoeliger voor digoxine gnm tegen hartritmestoornissen.  Controle van kaliumspiegel. 
4- Invloed op omzetting en uitscheiding
- In de lever: CYP enzymen
- Uitscheiding via de nieren

 

Slide 21 - Tekstslide

Interacties kunnen ook met voedingmiddelen. 

Slide 22 - Tekstslide

Hoe groot is de kans dat de ongewenste werking optreedt? → Als die optreedt hoe ernstig is die dan ? (klinisch, wat merkt de patiënt ervan) →Hoe belangrijk is het dat beide gnm gebruikt worden? → Kan de patiënt alert zijn op symptomen bij ontstaan van IA (ia hoeft namelijk niet te ontstaan).  Informeer de patiënt met IA folder UI-online. 

Slide 23 - Tekstslide

Ja/nee geen gevolgen voor de patiënt of er is geen andere keuze.  Niet relevant. 
Nee/ja bijv. kaliumspiegel bij digoxine en diuretica
Nee/nee geen signaal tijdens receptverwerking

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met de opdracht
 "Interacties"
timer
30:00
Durf je vragen te stellen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 1. Op welk wijze kunnen interacties ontstaan? Noem vier verschillende manieren?

Slide 26 - Open vraag

Interacties kunnen ontstaan:
− door de chemische eigenschappen van de stof bijvoorbeeld door absorptie of invloed op
de darmpassage;
− bij de opname en de verwerking van de stof in het lichaam door binding aan/verdrijving
uit de bloedeiwitten;
− door een versterkte werking op eenzelfde orgaan;
− door een gelijktijdige werking/omzetting in de lever of de nieren.

Welke vragen heb je nog over de lesstof ?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies