(WEEK 3) 2M2 - 4.4 Gerund

to online English class 👋🏻
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

to online English class 👋🏻

Slide 1 - Tekstslide


WEEK 3

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Is "SHOPPING" in deze zin een werkwoord?
"I like shopping."
A
Ja.
B
Nee.

Slide 4 - Quizvraag

Nee, "SHOPPING" is hier geen werkwoord, want..
Je kan het woord "SHOPPING" vervangen door een ander zelfstandig naamwoord, als bijvoorbeeld "CATS".

I like shopping.
I like cats.

Slide 5 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
De gerund is een ing-vorm van een woord.
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

Slide 6 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
Je gebruikt deze vorm in 3 situaties:
Gaming is fun!
I love singing.
I am good at playing soccer.

> Als onderwerp van een zin.
> Na bepaalde werkwoorden.
> Na voorzetsels.

Slide 7 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
I love singing.

De gerund gebruik je na de volgende werkwoorden:
- love              - enjoy           - begin              - end
- hate             - like               - start                - finish

Slide 8 - Tekstslide

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Gerund
ING-vorm
I am good at playing soccer.

De gerund gebruik je na voorzetsels, zoals:
- at              - of                  - with              - to
- after         - about          - in                   - from
- by             - on                 - for                 - like

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Gerund?
"My friend is good at ... (to make) breakfast."
A
to make
B
make
C
makeing
D
making

Slide 11 - Quizvraag

Gerund?
"He likes ... (to read) books."
A
to read
B
read
C
reading

Slide 12 - Quizvraag

Gerund?
"... (to write) stories can be fun."
A
to write
B
write
C
writing

Slide 13 - Quizvraag

Gerund?
"She managed ... (to communicate) with them."
A
to communicate
B
communicate
C
communicating

Slide 14 - Quizvraag

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
run
C
running

Slide 15 - Quizvraag

Gerund?
"She started ... (to swim) again after seven years."
A
to swim
B
swim
C
swimming

Slide 16 - Quizvraag

Gerund?
"My sister advised me ... (to buy) it."
A
to buy
B
buy
C
buying

Slide 17 - Quizvraag


Ik snap nu hoe ik de GERUND moet gebruiken in een Engelse zin.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link


FINISH WEEK 3

Slide 20 - Tekstslide