4v.gtc1 5 januari 2020

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Wat

hebben we de vorige les besproken?

Welke accusativus van betrekking

zijn we vorige les tegengekomen in tekst 19B?

hoe zou je, in r. 1 van 19A, het woordje πάντα vertalen?

En in r. 7, τὸ εἶδος?

Hoe werkt het ook alweer met betrekkelijke voornaamwoorden?

Betrekkelijke voornaamwoorden:

komen overeen met waar het op terugslaat, in geslacht en getal, maar niet in naamval.

Het heeft de naamval die hoort bij de functie in de betrekkelijke bijzin.

Hoe heet ook alweer het woord waar het betrekkelijk voornaamwoord op terugslaat?

in tekst 19B, rr. 5 t/m 10, staan 2 betrekkelijke voornaamwoorden. Welke?

Benoem ἧς en ᾗ

Wat zijn de antecedenten van beiden?

Stukje verder vertalen.