Les 12: Zinnen correct begrenzen

Formuleren
Zinnen correct
begrenzen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Stil lezen uit leesboek
timer
10:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formuleren
Zinnen correct
begrenzen

Ga zitten op je plaats
Pak je spullen
Stil lezen uit leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

  • Uitleg formuleren

  • Z.s.


  • Afronden

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les:
Let op: Week 10, schrijfopdracht.
Leesboek moet dan uit zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les:
Toets besproken

Slide 4 - Tekstslide

Kunnen/kennen
Voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Slide 5 - Tekstslide

Waar begint en eindigt een zin?:

Lees de tekst
Hieronder staan een paar zinnen, maar de hoofdletters en punten ontbreken. Lees de tekst en bedenk waar de zinnen eigenlijk moeten beginnen en eindigen.

ik hou van voetbal het is mijn favoriete sport in het weekend speel ik vaak een wedstrijd soms winnen we soms verliezen we maar het is altijd leuk

Schrijf de tekst opnieuw op en zet hoofdletters en punten op de juiste plek.
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen:
Wat is een zin?
Een zin is een groep woorden die samen een complete gedachte uitdrukken. Een goede zin:

✅ Begint met een hoofdletter
✅ Eindigt met een punt (.), vraagteken (?) of uitroepteken (!)
✅ Heeft meestal een onderwerp en een persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

Zinnen
Waarom is correcte begrenzing belangrijk?

Het maakt je tekst makkelijker te begrijpen.

Je voorkomt dat je lange, onduidelijke zinnen maakt.

Het helpt om logische pauzes in een tekst te zetten.

Slide 8 - Tekstslide

Fouten:
Te lange zinnen zonder leestekens

Voorbeeld fout: Ik hou van voetbal het is mijn favoriete sport in het weekend speel ik een wedstrijd.

Goed: Ik hou van voetbal. Het is mijn favoriete sport. In het weekend speel ik een wedstrijd.

Slide 9 - Tekstslide

Fouten:
Zinnen te vroeg afbreken

Voorbeeld fout: Ik hou van voetbal. Omdat het mijn favoriete sport is.

Goed: Ik hou van voetbal, omdat het mijn favoriete sport is.

Slide 10 - Tekstslide

Fouten:
Geen hoofdletter aan het begin

Voorbeeld fout: ik ga morgen naar school.

Goed: Ik ga morgen naar school.

Slide 11 - Tekstslide

Fouten:
Geen hoofdletter aan het begin

Voorbeeld fout: ik ga morgen naar school.

Goed: Ik ga morgen naar school.

Slide 12 - Tekstslide

Want/omdat:
"Want" en "omdat" zijn beide voegwoorden die een reden aangeven, maar ze werken op een andere manier binnen een zin. Dit verschil zorgt vaak voor fouten bij het correct begrenzen van zinnen.

Slide 13 - Tekstslide

Want/omdat:
1. "Want" – Een nevenschikkend voegwoord
"Want" verbindt twee hoofdzinnen.
Na "want" komt de normale woordvolgorde (onderwerp vóór de persoonsvorm).

✅ Correct:
Ik ga naar huis, want ik ben moe.

Hij neemt een paraplu mee, want het gaat regenen.
🚫 Veelgemaakte fout: "Want" fout gebruiken in een nieuwe zin
❌ Ik ga naar huis. Want ik ben moe.

➡️ Oplossing: Voeg de zinnen samen met een komma voor "want".

Slide 14 - Tekstslide

Want/omdat:
"Omdat" – Een onderschikkend voegwoord
"Omdat" verbindt een hoofdzin met een bijzin.
In de bijzin verandert de woordvolgorde: de persoonsvorm komt achteraan.

✅ Correct:
Ik ga naar huis, omdat ik moe ben.
Hij neemt een paraplu mee, omdat het gaat regenen.

🚫 Veelgemaakte fout: Hoofdzin en bijzin los van elkaar zetten

❌ Ik ga naar huis. Omdat ik moe ben.
➡️ Oplossing: Voeg de zinnen samen: Ik ga naar huis, omdat ik moe ben.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag met:
  • Formuleren - Blz. 230 - 231 alle opdrachten

Hoe? Per boek/schrift

Vragen:
Ik loop door door het lokaal. Vragen mag je alleen stellen als ik bij je ben.

Wat te doen als je wacht/klaar bent:
  • Lezen leesboek


Voor hoe lang?




Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Je kan nu:
  • Voegwoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.

Op schaal van één tot vijf, hoe goed denk jij het leerdoel te hebben behaald. Eén betekent helemaal niet. Bij vijf beheers je de leerstof perfect!

Slide 17 - Tekstslide

Na vandaag:
  • Kan jij één ding benoemen, die je nog niet wist, maar vandaag hebt geleerd?

Slide 18 - Tekstslide

De volgende les:
Boeken/Schrift mee (incl. leesboek)

Week 10 schrijfopdracht

Slide 19 - Tekstslide