Burgerschapsles polarisatie

• Burgerschapsonderwijs
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Burgerschap - polarisatie

opdracht 1

Je gaat straks naar een fragment kijken uit de film D'ont look Up kijken. Tijdens het kijken krijg je de volgende opdrachten.

- Welke groepen staan tegenover elkaar?

- Welke dingen zeggen zij (noteer deze zin)?

www.netflix.com

Noteer de zin die je uit het fragment hebt onthouden.

toename van tegenstellingen - polarisatie

regering door het volk - democratie

samenspraak - dialoog

lesdoel

- Je leeft je in de standpunten van een ander door een dialoog te voeren over een controversieel onderwerp.

- Je kent de  begrippen polarisatie, democratie en dialoog doordat je hier vragen over beantwoordt. 

Tijdens een dialoog is het de bedoeling dat je de ander overtuigt.

1. waar
2. niet waar

In een democratie mag iedereen boven de 18 stemmen op de regering.

1. waar
2. niet waar

Polarisatie wil zeggen dat het steeds kouder wordt op aarde.

1. waar
2. niet waar

Democratie als bestuursvorm bestaat al meer dan duizend jaar.

1. waar
2. niet waar

Door polarisatie versplinteren de politieke partijen in Nederland.

1. waar
2. niet waar

opdracht 2

Straks krijg je een nummer van 1 t/m 5, onthoud dat nummer goed. Je gaat met een groepje van hetzelfde nummer bij elkaar zitten. Iedereen in de groep heeft een rol. 

leider (verdeelt de beurten)

schrijver (maakt aantekeningen)

tijdsbewaker (houdt de tijd in de gaten)

deelnemer (doet mee)

woordvoerder (spreekt klassikaal)

Met je groepje bespreek je de volgende stelling:

 In Nederland moet iedereen boven de 12 jaar zich laten vaccineren.

Ben je het met je groepje eens met deze stelling? Zo ja/nee, schrijf je argumenten op.

Elk groepje heeft een andere rol. De docent legt een papiertje met jouw rol op de tafel (zie ook het bord).

opdracht 2

Jouw groep gaat vragen stellen over de stelling aan een ander groepje.

De eerste die een vraag stelt is: woordvoerder

De tweede die een vraag stelt is: deelnemer

opdracht 4

Ga weer op je eigen plaats zitten. Schrijf bij de volgende opdracht een 'argument' op die je aan het denken zette. Dus schrijf een zin op van iemand uit het andere groepje waarvan jij dacht: 'Daar zit wat in.'

Daar zit wat in!

schrijf in een woord op wat je van deze les vond.