In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De verleden tijd en het voltooid deelwoord
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Verleden tijd herkennen en correct spellen.
Een tekst in de verleden tijd plaatsen.
En voltooid deelwoord herkennen en correct spellen.
Slide 2 - Tekstslide
0
Slide 3 - Video
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Slide 4 - Tekstslide
Weet je nog wat een bijvoeglijk naamwoord is?
A
Dat is een woord voor een mens, dier, plant, ding, gevoel of (eigen) naam.
B
Dat is een een woord dat zegt wat iemand of iets doet of overkomt.
C
Dat is een woord dat een plaats, tijd, reden of oorzaak aangeeft.
D
Dat is een woord dat iets verteld over een zelfstandig naamwoord.
Slide 5 - Quizvraag
De leuke meid.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
De
B
leuke
C
meid
Slide 6 - Quizvraag
De aardige jongen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
De
B
aardige
C
jongen
Slide 7 - Quizvraag
Het tafeltje is klein.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in:
A
Het
B
tafeltje
C
is
D
klein
Slide 8 - Quizvraag
De verleden tijd
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Sterke werkwoorden zijn dus een soort transformers!
Slide 11 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
VOLTOOID DEELWOORD
In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:
- Het vliegtuig is op Schiphol geland.
- Robin heeft geen straf gekregen.
- Ik heb mijn kamer opgeruimd.
- Sonja heeft haar zonnebril gepoetst.
- Mijn ouders zijn gisteren vertrokken.
Slide 17 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
In een zin staat altijd een persoonsvorm. Dit is een werkwoord. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in een zin staan, bijvoorbeeld een voltooid deelwoord (vd).
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm meestal een vorm van zijn, hebben of worden.
Slide 18 - Tekstslide
VOLTOOID DEELWOORD
als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan ook als
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.
- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: Gino heeft een mop verteld.
Slide 20 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: Karin heeft de ijsjes betaald.
Slide 21 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin: De patiënt is snel hersteld.
Slide 22 - Open vraag
Voltooid deelwoord kort samengevat
- Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
- Een voltooid deelwoord eindigt op: -d, -t of -en.
- Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden.
Slide 23 - Tekstslide
Wat is de verleden tijd van ik kan
A
ik kende
B
ik konde
C
ik kon
D
ik heb gekend
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van 'Er zijn veel opdrachten'?
A
Er waren veel opdrachten.
B
Er was veel opdrachen.
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van ik heb
A
ik hebde
B
ik had
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van: kunnen
A
kan
B
kon
C
kunde
D
konden
Slide 27 - Quizvraag
Verleden tijd: Hij ... (zijn)
A
zijn
B
ben
C
is
D
was
Slide 28 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? Bezuinig... het kabinet op ontwikkelingshulp?
A
d
B
t
C
dt
Slide 29 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? Onze school heeft niet bezuinig... op laptops.
A
d
B
t
C
dt
Slide 30 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? De coach vermel... de deadlines op het scherm.
A
d
B
t
C
dt
Slide 31 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? Alle prijzen in de nachtwinkel worden in euro's vermel...
A
d
B
t
C
dt
Slide 32 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? Noah vertel... ons graag over zijn raketten.
A
d
B
t
C
dt
Slide 33 - Quizvraag
Wat moet er op de puntjes staan? Stef bevestig... het schilderij met een spijker aan de muur.
A
d
B
t
C
dt
Slide 34 - Quizvraag
Het winkelcentrum is verbouwd. Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 35 - Open vraag
De kleding is zelf ontworpen. De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 36 - Open vraag
De foto is vergroot. De _____ foto.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 37 - Open vraag
De vogel is opgezet. De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Slide 38 - Open vraag
Wat is het meest _____ boek in de bibliotheek?
Kies de juiste vorm van het woord:
A
gezochte
B
gezochtte
Slide 39 - Quizvraag
Tims _____ ouders wonen vlak bij elkaar.
Kies de juiste vorm van het woord:
A
gescheidden
B
gescheiden
Slide 40 - Quizvraag
Jelle was tevreden over de _____ service bij de kapper.