K2a Toets thema 1 jaar 2

In afbeelding 2 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers.

Welk nummer geeft de plaats aan waar ingeademde lucht het eerst terechtkomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

In afbeelding 2 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers.

Welk nummer geeft de plaats aan waar ingeademde lucht het eerst terechtkomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3

Slide 1 - Quizvraag

In afbeelding 2 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers.

Op welke plaats bevindt zich bloed dat rijk is aan zuurstof?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3

Slide 2 - Quizvraag

In afbeelding 2 zijn enkele longblaasjes met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers.

Welke pijl geeft de richting aan waarin koolstofdioxide gaat, pijl P of pijl Q?
A
Pijl, P
B
Pijl, Q

Slide 3 - Quizvraag

gebruik deze tekst bij de volgende vraag
Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.

      Rachel antwoordt: ‘Doordat alle longblaasje samen een groot oppervlak hebben.’
      Sandra antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
      Tanja antwoordt: ‘Doordat de lucht in de longblaasjes snel stroomt.’
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?



Slide 4 - Tekstslide

Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.

Rachel antwoordt: ‘Doordat alle longblaasje samen een groot oppervlak hebben.’

Sandra antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’

Tanja antwoordt: ‘Doordat de lucht in de longblaasjes snel stroomt.’

Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?

Slide 5 - Open vraag

Zuurstof speelt een rol bij de verbranding van kaarsvet.

Welke rol?
A
Bij de verbranding van een kaars ontstaat zuurstof.
B
Bij de verbranding van een kaars wordt energie omgezet in zuurstof.
C
Bij de verbranding van een kaars wordt zuurstof omgezet in energie.
D
Bij de verbranding van een kaars wordt zuurstof verbruikt.

Slide 6 - Quizvraag

Pim en Ellen bereiden samen een spreekbeurt voor over de verbranding in een auto en in een mens. Zij bedenken samen een aantal overeenkomsten en verschillen die ze willen behandelen in hun spreekbeurt.

Pim zegt: ‘Bij een auto komt koolstofdioxide vrij en bij een mens ook.’
Ellen zegt: ‘Bij een auto kan de verbranding stoppen, bijvoorbeeld als de motor uit is. Bij de mens gaat de verbranding ook door als hij slaapt.’

Wie doet, of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 7 - Quizvraag

Pim en Ellen bereiden samen een spreekbeurt voor over de verbranding in een auto en in een mens. Zij bedenken samen een aantal overeenkomsten en verschillen die ze willen behandelen in hun spreekbeurt.

Pim zegt: ‘Bij een auto is niet meer brandstof nodig als hij harder gaat. Bij de mens wel.’

Ellen zegt: ‘Bij een auto wordt dezelfde brandstof gebruikt als bij de mens.’

Wie doet, of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 8 - Quizvraag

Pim en Ellen bereiden samen een spreekbeurt voor over de verbranding in een auto en in een mens. Zij bedenken samen een aantal overeenkomsten en verschillen die ze willen behandelen in hun spreekbeurt.

Pim zegt: ‘Een auto blijft zonder brandstof nog lange tijd bestaan. De mens niet, die gaat dan dood en het lichaam wordt afgebroken.’

Ellen zegt: ‘Bij een auto en bij de mens komt warmte vrij bij de verbranding.’

Wie doet, of wie doen een juiste uitspraak?
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 9 - Quizvraag

Pim en Ellen bereiden samen een spreekbeurt voor over de verbranding in een auto en in een mens. Zij bedenken samen een aantal overeenkomsten en verschillen die ze willen behandelen in hun spreekbeurt.

Pim zegt: ‘Bij een auto komt geen water vrij bij de verbranding en bij de mens wel.’

Ellen zegt: ‘Bij een auto gaat de energie naar alle onderdelen en bij de mens ook.’
A
Zowel Pim als Ellen.
B
Alleen Pim.
C
Alleen Ellen.
D
Geen van beiden.

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer is het zuurstofgehalte van de lucht in een longblaasje het hoogst?
A
Tijdens het inademen.
B
Tijdens het uitademen.
C
Vlak na het inademen.
D
Vlak na het uitademen.

Slide 11 - Quizvraag

gebruik de tekst voor de volgende vraag
Je haalt adem via je longen. De ingeademde lucht is anders van samenstelling dan de uitgeademde lucht. Het zuurstof- en kooldioxidegehalte wordt net buiten je mond gemeten.

      Vergelijk dit met de samenstelling van de lucht in je longblaasjes (zie tabel 1).

Slide 12 - Tekstslide


A
P is minder dan 14,6%.
B
P is gelijk aan 14,6%.
C
P is meer dan 14,6%.

Slide 13 - Quizvraag

René rent. Wat geldt dan voor zijn hartslag en ademhaling?
A
Zijn hartslag en ademhaling zijn beide sneller dan in rust.
B
Zijn hartslag is sneller, zijn ademhaling langzamer dan in rust.
C
Zijn hartslag is langzamer, zijn ademhaling sneller dan in rust.
D
Zijn hartslag en ademhaling zijn beide langzamer dan in rust.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de functie van het reukzintuig?

Slide 15 - Open vraag

Wat is de functie van de trilharen in de neusholte?

Slide 16 - Open vraag

Paarden kunnen niet door hun mond ademen. Ze ademen alleen door hun neus.

Het gehemelte is lang en zacht en sluit achter in de mond de luchtwegen af (zie afbeelding 3).

Noem twee voordelen die deze manier van ademen heeft ten opzichte van de

manier die de mens gebruikt bij de ademhaling.
A

Slide 17 - Quizvraag

Beweegt bij buikademhaling de buikwand? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Open vraag

gebruik de afbeelding bij de volgende vraag.

Slide 19 - Tekstslide

hoe heet deel 1?

Slide 20 - Open vraag

hoe heet deel 6?

Slide 21 - Open vraag

Peter is een enthousiaste snorkelaar. Met zijn snorkel en duikbril kan hij enorm genieten van wat zich onder water afspeelt. Een vriend van Peter denkt dat door het ademen via de snorkel de lucht die Peter inademt, minder wordt gezuiverd.

Leg uit of dit wel of niet zo is.


Slide 22 - Open vraag