gebruik deze tekst bij de volgende vraag
Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.
Rachel antwoordt: ‘Doordat alle longblaasje samen een groot oppervlak hebben.’
Sandra antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
Tanja antwoordt: ‘Doordat de lucht in de longblaasjes snel stroomt.’
Welke leerling geeft, of welke leerlingen geven een goed antwoord op de vraag van de docent?