Rekenen 2F NU PW 4.4 Oppervlakte
Rekenen Hoofdstuk 4.4
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Rekenen Hoofdstuk 4.4
Slide 1 - Tekstslide
Mededelingen - evt aanpassen?
Start Hoofdstuk 4 met het maken van de instaptoets! Is verplicht!
Op basis van de resultaten krijg je meer of minder instructie!
Hoe ontstaat je cijfer voor deze periode?
Cijfer toets H4 + opdrachten H4 hebben gemaakt.
- Minimaal 55% behaald voor paragraaf 4.1 t/m 4.6 = 1 punt extra
- Als je op de instaptoets min. 85% hebt behaald, hoef je alleen 4.6 + examenopdrachten te maken.
Slide 2 - Tekstslide
Hoofdstuk 4 Meetkundige figuren
4.1 Vlakke figuren en ruimtelijke figuren
4.2 Eigenschappen vlakke figuren
4.3 Lengte en omtrek
4.4 Oppervlakte
4.5 Inhoud
4.6 Gemengde opdrachten
Oefentoets Hoofdstuk 4
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen 4.4
- Je leert de oppervlakte berekenen.
- Je leert rekenen met oppervlaktematen.
Slide 4 - Tekstslide
4.4 Oppervlakte rechthoek
De oppervlakte druk je uit in
vierkante meten (m2).
De oppervlakte van een vierkant
of rechthoek bereken je met:
lengte x breedte
Slide 5 - Tekstslide
4.3 Oppervlakte driehoek
De oppervlakte van een
driehoek bereken je met:
zijde x hoogte : 2
3 x 2,4 : 2 = 3,6 cm2
Slide 6 - Tekstslide
Oefenen
timer
1:00
Slide 7 - Tekstslide
vierkant: 4 x 3 = 12 3 rechthoeken: 2x een driehoek:
driehoek: - 7 x 2 = 14 of 5 x 2 = 10 zijde = 5 cm / hoogte = 8 : 2 = 4 cm
hoogte = 7 - 4 = 3 - 7 x 2 = 14 5 x 2 = 10 5 x 4 : 2 = 10 cm2
3 x 3 : 2 = 4,5 - 4 x 2 = 8 2 x 8 = 16
Antwoord: 12 + 4,5 = 16,4 cm2 Antwoord: 36 cm2 2 driehoeken: 2 x 10 = 20 cm2
rechthoekje = 1 x 1,5 = 1,5 cm2
Antwoord: 20 = 1,5 = 18,5 cm2
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht
Carlos schildert een muur in
zijn woonkamer twee maal.
Hij koopt één emmer verf
van 2,5 liter en kan daarmee
ongeveer 25 m2 schilderen.
Laat zien of hij genoeg verf heeft gekocht!
timer
2:30
Slide 9 - Tekstslide
Oppervlaktematen omrekenen
Bij het omrekenen kun je dit schema gebruiken. Leer deze goed!
1 km2 = 1 000 000 m2
1 km2 = 100 hm2
1 hm2 = 1 ha
100 dm2 = 1 m2
10 000 cm2 = 1 m2
100 mm2 = 1 cm2
Slide 10 - Tekstslide
Oppervlaktematen omrekenen
Hoeveel cm2 is 5 m2? Hoeveel km2 = 160 000 m2?
timer
1:00
Slide 11 - Tekstslide
Oppervlaktematen omrekenen
a) 5 km2 = m2 e) 50 ha = km2
b) 15 ha = m2 f) 3 400 000 m2 = km2
c) 40 m2 = dm2 g) 8 ha m2
d) 25 000 m2 = ha h) 250 km2 = ha
timer
1:00
Slide 12 - Tekstslide
Oppervlaktematen omrekenen
a) 5 km2 = 5 000 000 m2 e) 50 ha = 0,5 km2
b) 15 ha = 150 000 m2 f) 3 400 000 m2 = 3,4 km2
c) 40 m2 = 4000 dm2 g) 8 ha = 80 000 m2
d) 25 000 m2 = 2,5 ha h) 250 km2 = 25 000 ha
timer
1:00
Slide 13 - Tekstslide
Breken oppervlakte cirkels in cm2
Slide 14 - Tekstslide
Breken oppervlakte cirkels in cm2
a) 3 x 3 x 3,14 = 28,26 cm2
b) 6 x 6 x 3,14 = 113,04 cm2
c) 0,2 m = 20 cm
10 x 10 x 3,14 = 314 xm2
Slide 15 - Tekstslide
Rekenen met oppervlakte, maar dan anders!
Slide 16 - Tekstslide
Rekenen met oppervlakte, maar dan anders!
35 : 7 = 5 dm = 50 cm 24 x 2 = 48 cm 78,5 : 3,14 = 25
48 : 8 = 6 cm wortel van 25 = 5 dm
oftewel het kwadraat van 5 = 25
Slide 17 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 4.3
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Starten met 4.4
