Thema 8 spelling en grammatica deel 2

Nederlands LJ3
Welkom Allemaal

Heeft iedereen een pen?
Telefoon bak/kluis, Jas


Kunnen we starten?


Praat Nederlands met me... Even Nederlands met me..
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands LJ3
Welkom Allemaal

Heeft iedereen een pen?
Telefoon bak/kluis, Jas


Kunnen we starten?


Praat Nederlands met me... Even Nederlands met me..

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het einde van deze les:

weet je wat de persoonsvorm is en kun je die in een zin vinden.

weet je wat het onderwerp is en kun je die in een zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

DE PERSOONSVORM (PV)

In elke zin staan werkwoorden.

Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt.

Eén van de werkwoorden in de zin is de persoonsvorm (pv).


De persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is een werkwoord die zich

aanpast aan het onderwerp.

Verandert het onderwerp, dan verandert de persoonsvorm mee.



Ik loop

Jij loopt

Wij lopen

Slide 4 - Tekstslide

1. Tijdproef

Zet de zin in een andere tijd.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 5 - Tekstslide

2. Vraagproef

Maak van de zin een vraag met precies dezelfde woorden.

Het werkwoord dat dan vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 6 - Tekstslide

Waar heb jij die leuke tas gekocht?
A
Waar
B
heb
C
jij
D
gekocht

Slide 7 - Quizvraag

Loop jij even met mij mee?
A
Loop
B
jij
C
even
D
mee

Slide 8 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Leerjaar 3 heeft een talentenjacht georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Leerjaar 3 heeft een talentenjacht georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?

Slide 10 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
Wie treden op?

Slide 12 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.
A
Wie speelt?
B
Wat speelt?

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.
Wie speelt?

Slide 14 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
A
Wie kan kopen?
B
Wat kan kopen?

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
Wie kan kopen?

Slide 16 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
A
Wie krijgen?
B
Wat krijgen?

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
Wie krijgen?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

In de tuin zijn hoveniers aan het werk.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De dokter roept de patiënt.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De monteur sleutelt aan de auto.

Slide 21 - Open vraag

Maken opdrachten

Slide 22 - Tekstslide

Samen nakijken
Samen met je klasgenoot en daarna de leerkracht

Slide 23 - Tekstslide

Afsluiting
- Leg uit wat....



- Tips/tops voor jezelf en voor mij

Slide 24 - Tekstslide