Unidad 6 final + u. 7 el perfecto

Hoy es el 28 de marzo de 2022.
La última clase

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoy es el 28 de marzo de 2022.
La última clase

Slide 1 - Tekstslide

Mirar los deberes
TB:  p.59, 60, 61 oef.10 a/b/c, 11a Panamericana: Colombia
WB.p.62, oef.19, 20, 21, Reglas y Sistemas

Slide 2 - Tekstslide

46
regels op pag.131/10.2
cruzar
girar
tomar

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

subir 
instappen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

(i)

Slide 7 - Tekstslide

 Klinkerwisseling e - i, zie 7.1.2 p.122
                                 Seguir -pedir- decir
sigo (verdergaan)
sigues
sigue
seguimos
seguís
siguen
pido (vragen)
pides
pide
pedimos
pedís
piden
digo (zeggen)
dices
dice
decimos
decís
dicen

Slide 8 - Tekstslide

Ejercicios WB

p. 62, oefeningen: 18, 19a, 20 en 21 
Reglas y Sistemas


Slide 9 - Tekstslide

Indicar el camino : a pie  o en bicicleta 
tienes que
tiene que

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
In het Nederlands gebruik je om de v.t.t. te maken het hulpwerkwoord hebben of zijn + voltooid deelwoord

Ik heb gewerkt.
Zij zijn naar het werk gegaan.

Slide 11 - Tekstslide

Present Perfecto (v.t.t.)
 In het Spaans gebruik je om de v.t.t. te maken het
hulpwerkwoord haber + participio (= voltooid deelwoord)

He trabajado = Ik heb gewerkt
Han ido al trabajo  = Zij zijn naar het werk gegaan

 

Slide 12 - Tekstslide

voltooid deelwoord=

participio

   ww op -ar= ado    cant ado 

    ww op -er= ido    com ido   

 ww op -ir= ido       viv ido

let op:

het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord staan altijd bij elkaar!!!!!

hulp-ww

Haber:

he

has

ha


hemos

habéis

han

Slide 13 - Tekstslide

Ejemplos
1. He visitado el museo.              Ik heb het museum bezocht.
2. ¿Has trabajado hoy?               Heb jij vandaag gewerkt?
3. Pablo no ha comido.                Pablo heeft niet gegeten
1. Hemos bebido vino.                 Wij hebben wijn gedronken.
2. ¿Habéis vivido en Cuba?       Hebben jullie in Cuba gewoond?
3. Han dormido mucho.              Zij hebben veel geslapen.
  

Slide 14 - Tekstslide

Formas irregulares

Onregelmatige vormen 

(Zie paragraaf 7.4 p.126)


abrir - abierto
decir - dicho
hacer - hecho
poner - puesto
ver - visto
escribir - escrito
volver - vuelto
Ojo:
ir - ido
ser - sido
leer - leído



romper-roto
freír - frito

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Perfecto? (1)
Voor gebeurtenissen in het verleden die een verband hebben met het heden. De Perfecto komt vaak voor in combinatie met  hoy, esta semana, este año, etc.
  • Hoy he trabajado mucho
  • Esta semana he aprendido mucho en la clase de español
  • Este año he viajado a Sevilla

Slide 16 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Perfecto?
Voor gebeurtenissen waarvan het tijdstip niet van belang is. Vaak in combinatie met alguna vez, muchas veces, todavía (no), ya, (no)...nunca
  • ¿Alguna vez has probado el sushi?
  • Nunca he viajado a latinoamérica
  • Ya he terminado mis deberes

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Adiós con el corazón
que con el alma no puedo
als despedirme de ti
 de sentimiento me muero.

Slide 19 - Tekstslide

Adiós
Buenas vacaciones y hasta septiembre

Slide 20 - Tekstslide