Herhaling H1

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Deze les

• Belangrijke stof herhalen met vragen.
• Hoe ga je leren voor biologie?
• Evt. zelfstandig leren

Je kunt de volgende begrippen op volgorde van grootte zetten: cel, weefsel, orgaan, orgaanstelsel, organisme.

Je kunt de verschillende orgaanstelsels benoemen.

Je kunt de functies van de verschillende orgaanstelsels benoemen.

Functie spierstelsel

Door het spierstelsel kan je lichaam bewegen.

Functie skelet

Het skelet geeft stevigheid aan je lichaam. Zonder skelet zak je in elkaar.

Je kunt de organen noemen van het verteringsstelsel. 

Functie = voedsel kleiner maken 

om voedingsstoffen op te nemen.

Je kunt de organen noemen van het ademhalingsstelsel.

Functie = zuurstof opnemen in 

je lichaam.

Je kunt de organen noemen van het bloedvatenstelsel.

Functie = vervoeren van zuurstof 

en voedingsstoffen) door 

je lichaam.

Je kunt uitleggen hoe orgaanstelsels samenwerken.

Spieren hebben voedingsstoffen 

en zuurstof nodig om te kunnen 

bewegen.

Welke stelsels zie je hier samenwerken?

Zet op volgorde van groot naar klein 

groot

klein

organenstelsel

cel

organisme

orgaan

Welke stelsels zie je hier?

1. beender-, spier- en ademhalingsstel
2. beender-, ademhalings- en bloedvatenstelsel
3. ademhalings-, spier- en bloedvatenstelsel
4. beender-, verterings- en bloedvatenstelsel

De lever hoort bij

1. bottenstelsel
2. zenuwstelsel
3. bloedvatenstelsel
4. verteringsstelsel

Wat hebben de spieren nodig om te bewegen?

nummer 5

1. Long
2. Hart
3. Nier
4. Maag

Bij welk stelsel hoort dit orgaan

1. Uitscheidingsstelsel
2. Spijsverteringsstelsel
3. Bloedvatenstelsel
4. Ademhalingsstelsel

Je kunt in een schematische tekening de onderdelen van een cel benoemen.  

Je kunt werken met de microscoop. 

Je kunt de onderdelen van de microscoop benoemen.

Je kunt jouw waarnemingen vastleggen in een biologische tekening (dus je kent de kenmerken).

Om de binnenkant van iets te bekijken, kun je het opensnijden.

Dit kan over de lengte of over de breedte.

Je kunt de naam van een organisme vinden met een determineerkaart.

Je kunt (groepen) dieren indelen in gewervelde en ongewervelde dieren.

Sleep de woorden naar het juiste plaatje

Organismen

cel

Organenstelsel

orgaan

Wat is de functie van een microscoop?

oculair

statief

tafel

tubus

voet

lamp

kleine stelschroef

objectief

diafragma

revolver

preparaatklemmen

grote stelschroef

Zoek bij elkaar

revolver

objectief

oculair

tubus

draaibaar magazijn

houder van het oculair

ooglens, vergroot 10x

lens, vergroot 4x, 10x en 40x

Hoe noem je het opzoeken van de naam van een organisme

1. Opzoeken
2. Onderzoeken
3. Determineren
4. Benoemen

Buitenaanzicht

Dwarsdoorsnede

Lengtedoorsnede

Je kunt benoemen welke stappen bij een onderzoek doen horen en in welke volgorde ze horen.

Je kunt een onderzoeksvraag bedenken en opstellen.

Je kunt een conclusie trekken uit de resultaten.

• Niet algemeen, maar één variabele.
  
• Kan niet worden beantwoord met ja, nee of een getal.

Je kunt de resultaten van een onderzoek verwerken in kloppende tabellen en grafieken.

Staafdiagram: gebruik je bij aantallen, 

de hoogte van elke staaf geeft aantal weer

Lijndiagram: gebruik je bij groei, je 

zet meetpunten en daartussen trek

je een lijn (grafiek)

Cirkeldiagram: gebruik je bij procenten, 

de cirkel is verdeeld in 100 stukjes= 100%

Je kunt de resultaten van een onderzoek verwerken in kloppende tabellen en grafieken.

Regels:

- diagram heeft een titel

- x- en y-as is benoemd met pijl

- 'vaste' gegeven staat op x-as

Je kiest de juiste grafiek bij 

elk onderzoek.

- Je kunt uitleggen hoe je onderzoek kunt doen naar organismen die vroeger leefden.

- Je kunt uitleggen hoe je de leeftijd van fossielen kunt bepalen.

Fossielen = overblijfselen van planten of dieren die vroeger leefden. Paleontologen doen onderzoek naar fossielen.

Leeftijd bepalen:

- gidsfossiel: komen veel voor, makkelijk te herkennen, groot gebied en hebben in een korte periode geleefd.

- samenstelling van stoffen bepalen (dat verandert over de tijd, bv. koolstof).

- Je kunt uitleggen hoe een fossiel ontstaat.

Wat komt er na de onderzoeksvraag?

1. werkplan
2. hypothese
3. resultaten
4. benodigdheden

Onderzoekers gaan kijken of tuinkersplantjes sneller groeien bij zonlicht of in het donker. Wat zou een goede onderzoeksvraag zijn?

Onderzoekers meten wekelijks de vleugellengte van jonge vogels. Dit doen ze tot de vogels een half jaar oud zijn.
In wat voor diagram moeten ze deze gegevens zetten?

1. staafdiagram
2. cirkeldiagram
3. lijndiagram

Hoe ga je leren voor biologie?

Gebruik de plaatjes!

Gebruik de leerdoelen (op It's Learning).

Maak in je boek: samenhang / samenvatten / Test Jezelf.

Kijk de LessonUps terug. (Zit iedereen in de klas?)

Wat doen we nu?

• 30 seconds met de begrippen

Daarna kiezen:

• Test jezelf maken.
• Samenvatten maken.
• Samenhang maken.

BELANGRIJK: neem een rekenmachine en tekengerei mee naar de toets!