4.1 Staatsvorming

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Staatsvorming & politiek

Vandaag:

- Aantekeningen 

- Maak: opdracht 1 en 2 

- Bespreken belangrijkste punten.

4.1 - aantekeningen

Lees p. 63 

Staatsvorming (& institutionalisering)

Maak opdracht 1 & 2

1-5, 7-9

15 min - fluisteren

eerste 5 min geen vragen

Antwoorden:

1) Een staat is een institutie waarbij sprake is van interne en externe soevereiniteit. Dat laatste betekent dat andere staten het staatsgezag erkennen als het hoogste gezag over de bevolking op dat grondgebied. Daarbij heeft de staat het gewelds- en het belastingmonopolie.

Antwoorden:

2) Nederland is een staat omdat het voldoet aan de kenmerken van een staat. De Nederlandse overheid heeft het hoogste gezag over Nederlandse burgers en andere inwoners binnen het Nederlandse grondgebied. De Nederlandse overheid heeft een belastingmonopolie en een geweldsmonopolie. De Nederlandse overheid wordt erkend door andere staten zoals de buurlanden België en Duitsland. Kortom, Nederland is een staat.

Antwoorden:

NL onderdeel Spaanse Rijk. Centralisatie (meer belasting & 1 geloof toegestaan)

NL opstand - 1600: adel & protestanten werkten samen, grepen de (politieke) macht

De Republiek- 1650: samenwerking vastgelegd in de Staten Generaal 

Constitutionele monarchie - 1850: standaard gedragspatronen vastgelegd in de grondwet. (sindsdien toename aantal wetten)

--> politieke macht is steeds meer aan regels gebonden. zo heeft de staat NL zich gevormd.

afsluitende vragen 4.1

Lees p.67 ‘rationalisering’. Leg in je eigen woorden uit wat het verband is tussen rationalisering en staatsvorming. Gebruik minstens 2 voorbeelden.

Heb je vragen over 4.1?

Aantekeningen

Rationalisering

Poltiieke socialisatie (incl. uitleg)