24-25 4.2 Arbeid - deel 2

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Pak a.j.b. je spullen:

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
4.2 Arbeid - deel 2

  • 1 Quizvraag Veerkracht
  • Opgaven Veer & Zwaartekracht afmaken
  • Arbeid: Korte herhaling
  • Vragen over opgaven arbeid
  • Beginnen aan 21 t/m 27: Niveau SO in week 10

Slide 3 - Tekstslide

Ik heb een veer van 23 cm waar ik een gewicht van 30 N aan hang. Hij wordt dan 43 cm lang.

Wat is de veerconstante?

A
1,30 N/cm
B
1,50 N/cm
C
0,70 N/cm
D
0,67 N/cm

Slide 4 - Quizvraag

Exchange:
The following person may explain:







V5
V3

Slide 5 - Tekstslide

10 min. verder met opgaven van gisteren
Maak de opgaven uit de
Reader (zwart-wit) blz. 51

15 t/m 20


Boek --> Buur --> Bureau
timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 7 - Tekstslide

Vrijwilliger nodig!

Slide 8 - Tekstslide

Arbeid
W=Fs=505=250J
Arbeid = kracht x afstand
W = F x s
[F] = N
[s] = m
[W] = Nm = J

Slide 9 - Tekstslide

Als je een object vasthoudt maar je beweegt niet

Dan verricht je geen arbeid!

Slide 10 - Tekstslide

Negatieve arbeid
Arbeid van spieren is positief:




Als de verplaatsing de andere kant op wijst dan de verplaatsing, dan is de arbeid negatief.
Verplaatsing omhoog en
zwaartekracht naar beneden:
W=Fs
WFsp=2000,8=160Nm
WFz=2000,8=160Nm
   Verplaatsing         omhoog = 0,8 m

Slide 11 - Tekstslide

arbeid uit een F, s diagram
Hoe bepaal je de arbeid,

als F niet constant is?

Slide 12 - Tekstslide

 voorbeeld een uitgerekte veer 
Wat is de arbeid die een veer met dit (F,s)-diagram verricht tussen 3 en 5 meter?

Oppervlaktemethode:
W=1,3+4,0=5,3 J.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld fiets 
Je fietst 20 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 100 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 650 N.

Bereken/bepaal de arbeid van de:
1. Spierkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht

Slide 14 - Tekstslide

Uitgesteld: Vragen over opgave Arbeid?
Eerder gemaakt: BOEK, 4.2, blz. 121: Opgave 15 t/m 24

Kijk even, ik weet dat er vragen waren!
maak bovenstaande af, of ga verder met Reader (z-w) 15 t/m 21


Buur --> Klasgenoot --> Bureau




Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk: vragen?
Huiswerk was: Opgave 15 t/m 24
Wie heeft het af en snapt het?

20 min. om af te maken: Daarna wil ik het zien
Buur --> Klasgenoot --> Antwoordenboek--> Bureau

Helemaal klaar: Probeer 25 & 26



timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
eerste 5min. alleen & in stilte

Lees in je boek blz:
119 t/m 120

En maak opgaven in deze volgorde:
15 t/m 24 --> dit is huiswerk
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Welke kracht verricht hier positieve arbeid?

Slide 19 - Open vraag

Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
Bereken de arbeid die de onderstaande krachten verrichten.
Spierkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
500 Nm
0 Nm
6000 Nm

Slide 20 - Sleepvraag

Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
WFsp=5010=500Nm
WFw=5010=500Nm
WFz=6000=0Nm

Slide 21 - Tekstslide

In formules staat de letter 's' voor:
A
snelheid
B
kracht
C
tijd
D
afstand

Slide 22 - Quizvraag

Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid

Slide 23 - Quizvraag

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 24 - Tekstslide

Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan:
A
is er een versnelling
B
is er een vertraging
C
blijft de snelheid constant
D
staat het voorwerp stil

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W

Slide 26 - Quizvraag

Een auto rijdt uit stilstand
weg bij een stoplicht.
Wordt hier arbeid verricht?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag


Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
98 J
B
2,5 J
C
2,5·10¹ J
D
0 J

Slide 28 - Quizvraag

Als een steen omhoog beweegt dan is de arbeid van de zwaartekracht:
A
positief
B
negatief
C
0

Slide 29 - Quizvraag

Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een spierkracht van 180N nodig.
Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel
2,0 m te verschuiven

A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm

Slide 30 - Quizvraag

In welke van onderstaande situaties wordt wél arbeid verricht?
A
Armpje drukken tussen twee even sterke mensen
B
Je duwt tegen een muur in je huis
C
Je gaat met de roltrap naar boven

Slide 31 - Quizvraag